Grammatica en Spelling H5 (lastige ww)

Lastige werkwoorden
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lastige werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn werkwoorden?

Slide 2 - Question ouverte

Werkwoorden
  •  Werkwoorden zijn doe-woorden 
voorbeelden: praten, lopen, zwemmen, werken, lachen, gamen, shoppen, etc.
  • Werkwoorden kun je in drie verschillende tijden schrijven:
1. tegenwoordige tijd (tt)
2. verleden tijd (vt)
3. voltooid deelwoord (vd)

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordige tijd (tt)
De tijd van nu
ALTIJD: stam, stam+t of meervoud
Voorbeelden:
Ik verdien veel geld. (= stam)
Mijn vader ontwikkelt foto's. ( stam+t)
Wij typen ons verslag. (meervoud)

Slide 4 - Diapositive

Verleden tijd (vt)
De tijd die geweest is (vroeger)
(stam+te(n) / stam+de(n) / klankverandering)
Voorbeelden:
Ik verdiende veel geld. (stam+de)
Mijn ouders werkten erg hard. (stam+ten)
De baby sliep goed. (klankverandering)

Slide 5 - Diapositive

Voltooid deelwoord (vd)
Komt altijd samen met nog een werkwoord in de zin.
(Meestal met een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden')
Staat in de zin vaak achteraan.
Begint meestal met ge-, ver-, her-, be-, ont-

Tom heeft veel geld verdiend.
Er is een ongeluk gebeurd.


Slide 6 - Diapositive

Verschil in tt en vd
Hoor jij een verschil?

Tycho bezichtigt een hoop huizen.
Tycho heeft een hoop huizen bezichtigd.

Hoe weet je nou of je een -t of -d schrijft?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Waarom (overleggen - tt) Pieter niet met zijn klasgenoten.

Slide 9 - Question ouverte

Gisteren (overleggen -vt) de baas met zijn medewerker.

Slide 10 - Question ouverte

Wij hebben op zaterdag (overleggen - vd) over de regels op de club.

Slide 11 - Question ouverte

Jane (vermoeden - tt) dat jij nu wel weet op wie zij verliefd is.

Slide 12 - Question ouverte

(Vermoeden - vt) jij al een poosje dat hij zich niet lekker voelde?

Slide 13 - Question ouverte

De politie had niet (vermoeden - vd) dat de buurman de dader was.

Slide 14 - Question ouverte

Mijn vrienden hebben me om half negen (ophalen -vd)

Slide 15 - Question ouverte

Gisteren was ik erg (haasten -vd).

Slide 16 - Question ouverte

Gelukkig werd ik onderweg niet (beroven -vd).

Slide 17 - Question ouverte

Het (verbazen -tt) mij dat hij zo goed kan sporten.

Slide 18 - Question ouverte

Ik heb mijn spullen (verhuizen -vd).

Slide 19 - Question ouverte

De verhuizer (verhuizen -tt) al mijn spullen.

Slide 20 - Question ouverte

Opdracht
Maak in je schrift opdracht 7 op blz. 190 in je boek.

Slide 21 - Diapositive

KLAAR!
Tot morgen ;-)

Slide 22 - Diapositive