Spaans H2

Practicar vocabulario H2
  • Voorzetsels, vraagwoorden, winkels, werkwoorden, eten.
  • Frases clave (zinnen)
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Practicar vocabulario H2
  • Voorzetsels, vraagwoorden, winkels, werkwoorden, eten.
  • Frases clave (zinnen)

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
La panadería
La tienda de ropa
El hospital
La estación
El cine
La pescadería
El banco

Slide 2 - Question de remorquage

wie?
wanneer?
hoeveel?
waar?
wat?
welke?
¿cuándo?
¿quién?
¿dónde?
¿cuánto?
¿qué?
¿cuál?

Slide 3 - Question de remorquage

Het is links
Het is rechts
Het is dichtbij...
Het is tegenover...
Het is naast...
Het is ver weg...
timer
2:00
Wat voor aanwijzingen kun je in het Spaans geven?

Slide 4 - Carte mentale


Está a la derecha
A
Het is dichtbij
B
Het is rechtdoor
C
Het is links/aan de linkerkant
D
Het is rechts/aan de rechterkant

Slide 5 - Quiz


Está a la izquierda
A
Het is rechts/aan de rechterkant
B
Het is links/aan de linkerkant
C
Het is tegenover...
D
het is voor...

Slide 6 - Quiz


Está delante de...
A
Het is dichtbij...
B
Het is ver...
C
Het is voor...
D
Het is rechtdoor

Slide 7 - Quiz


Está cerca de...
A
Het is tegenover...
B
Het is dichtbij...
C
Het is voor...
D
Het is naast...

Slide 8 - Quiz


Está al lado de
A
Het is tegenover...
B
Het is dichtbij...
C
Het is naast...
D
Het is voor...

Slide 9 - Quiz


Está lejos de...
A
Het is ver...
B
Het is rechtdoor
C
Het is naast...
D
Het is dichtbij...

Slide 10 - Quiz


Está enfrente de...
A
Het is voor...
B
Het is tegenover...
C
Het is rechtdoor
D
Het is naast...

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste word: "..... ir de compras con mi hermana".
A
la tienda de ropa
B
me gusta
C
hay
D
estar

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste woord: "....un kilo de calamares".
A
sabes
B
vivo
C
quiero
D
busco

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste woord: "¿.... un cine en este pueblo?
A
hay
B
dónde
C
qué
D
está

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans: "is er een bibliotheek in deze stad?

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent: "El instituto está lejos?

Slide 16 - Question ouverte