Hoofdstuk 1

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Economie samenvatting H1

Simon heeft met een baantje geld verdiend. Daarvan koopt hij voor de zomervakantie een kano, zodat hij lekker kan peddelen op het meer bij de camping.

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?


1: De kano is een basisbehoefte.

1. Juist
2. Onjuist

2: Simon is een consument.

1. Juist
2. Onjuist

3: De kano is een verbruiksgoed.

1. Juist
2. Onjuist

In een winkelcentrum heb je winkels die goederen leveren, maar ook winkels die diensten leveren.

Geef een voorbeeld van een winkel die goederen levert.

1. Schoenenwinkel
2. Verhuurbedrijf
3. Adviesbureau
4. Groentewinkel

Geef een voorbeeld van een winkel die diensten levert.

1. Kledingzaak
2. Telefoonabonnementen winkel
3. Reisbureau
4. Elektronicawinkel

Geef de juiste omschrijving van het begrip consumeren

1. Eten of drinken
2. Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien
3. Goederen of diensten verkopen om in iemands behoeften te voorzien
4. Iets aanschaffen

Tim kookt vanavond en hij heeft boodschappen gedaan:
- 500 gram gehakt voor € 3,29
- twee pakken spaghetti voor € 1,20 per stuk
- 165 gram Parmezaanse kaas voor € 4,20
- een pot tomatensaus voor € 1,36
- een bakje verse basilicum voor € 1,59
Bereken wat de gemiddelde prijs was van één artikel.

1. € 2,14
2. € 2,33
3. € 1,94
4. € 1,99

Joyce zoekt een nieuwe telefoon. Ayse vertelt dat ze erg tevreden is
over haar nieuwe smartphone. Daarom koopt Joyce dezelfde.

Welke van de volgende uitspraken is hier van toepassing?

1. Joyce maakt helemaal haar eigen keuze.
2. Hier is sprake van commerciële beïnvloeding.
3. Hier is sprake van sociale beïnvloeding.

Hanna wil een abonnement op het blad Meiden Magazine nemen. Normaal betaal je voor vijf nummers € 19,75. Bij een proefabonnement van vijf nummers krijg je 24% korting.

1. 15 euro
2. 20 euro
3. 17 euro
4. 13 euro

Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken.
Wat is een andere taak van consumentenorganisaties?

1. Consumentenorganisaties bepalen hoe lang je garantie krijgt op een product.
2. Consumentenorganisaties geven advies aan winkeliers over de kwaliteit van producten.
3. Consumentenorganisaties geven uitleg over je rechten als consument.
4. Consumentenorganisaties maken wetten met regels over de veiligheid van producten.

Je hebt drie weken geleden een nieuwe telefoon gekocht. En nu doet hij het telkens niet meer.
Je gaat terug naar de winkel. De winkelier kan drie dingen doen.

Wat is de juiste volgorde van wat de winkelier kan doen?

1. Geld teruggeven-> Omruilen voor een nieuwe->Repareren.
2. Omruilen voor een nieuwe->Repareren->Geld teruggeven
3. Repareren-> Geld teruggeven->Omruilen voor een nieuwe.
4. Repareren-> Omruilen voor een nieuwe->Geld teruggeven

Lucas betaalt voor een abonnement € 16,25 per maand.
Bereken hoeveel dat is per week.

1. € 4,06
2. € 4,75
3. € 70,42
4. € 3,75

Tim wil een nieuwe mountainbike van € 1.170 kopen.
Hoeveel moet Tim per maand reserveren om over anderhalf jaar deze fiets te kunnen kopen?

1. € 65
2. € 75
3. € 55
4. € 85