3H - 610 - Samenvatting

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Samenvatting Hoofdstuk 6

Op tafel

Lezen

Vandaag

• Korte herhaling vorige keer
  
• Bespreking van het huiswerk
  
• Samenvattend werkblad maken

Vertepunt en nabijheidspunt

Als je oogspieren zijn ontspannen 

kan je ver kijken. Het verste punt 

wat je kunt zien heet het vertepunt.

Het punt het dichtste bij wat

je nog scherp kan zien heet

het nabijheidspunt.

Accommoderen

1) Oudziend

De lens in je oog verliest flexibiliteit 

als je ouder wordt. Hierdoor kan de lens

in je oog niet goed bol meer worden.

Dingen van dichtbij bekijken wordt dan

moeilijker

Een bril met een positieve lens kan dan helpen. 

2) Verziend

Jonge mensen kunnen ook al moeite hebben met dingen dichtbij zien.  Ook zij hebben baat bij hulp van een 

positieve lens.

Anders dan oudziende mensen hebben mensen 

die verziend zijn ook moeite met scherp naar 

de horizon kijken. 

6.1

Wat is het verschil tussen spiegelend en diffuus weerkaatsen?

1. Spiegelend weerkaatsen is een heldere reflectie en diffuus weerkaatsen is een wazige reflectie
2. Spiegelend weerkaatsen is een kleurrijke reflectie en diffuus weerkaatsen is een saaie reflectie
3. Spiegelend weerkaatsen is een wazige reflectie en diffuus weerkaatsen is een heldere reflectie
4. Spiegelend weerkaatsen is altijd wit en diffuus weerkaatsen is altijd zwart

Wat zijn de drie dingen die een voorwerp kan doen als licht erop schijnt?

1. Doorlaten, reflecteren, absorberen
2. Zingen, dansen, springen
3. Lachen, huilen, schreeuwen
4. Groter worden, krimpen, verdwijnen

Wat zijn de twee soorten licht?

1. Primair en secundair
2. Groot en klein
3. Warm en koud
4. Wit en zwart

6.1 Licht en beeld

Begrippen:

primair en secundair licht

spiegelend en diffuus weerkaatsen

Vaardigheden:

• Een weerkaatste lichtstraal tekenen met behulp van de spiegelwet.
• Een weerkaatste lichstraal tekenen met behulp van het spiegelbeeld.

6.2

Wat is breking?

1. Het buigen van licht
2. Het absorberen van licht
3. Het weerkaatsen van licht
4. Het verspreiden van licht

Wat bepaalt de mate van breking?

1. De vorm van het object, de lichtintensiteit en de temperatuur
2. De afstand van de lichtbron, de luchtvochtigheid en de lichtgolflengte
3. De dichtheid van de stof, de lichtsnelheid en de lichtsterkte
4. De hoek van inval, kleur van het licht en soort stof

Wat is de normaal?

1. Een lijn schuin op het reflecterende oppervlak
2. Een lijn die de hoek van inval meet
3. Een lijn loodrecht op het reflecterende oppervlak
4. Een lijn parallel aan het reflecterende oppervlak

Wat is de hoek van terugkaatsing?

1. De hoek tussen de lichtstraal en de normaal aan de brekende zijde van het oppervlak
2. De hoek tussen de lichtstraal en de normaal op het punt van inval
3. De hoek tussen de lichtstraal en de normaal aan de reflecterende zijde van het oppervlak
4. De hoek tussen de lichtstraal en de horizon

6.2 Breking

Begrippen:

breking

normaal

optische as

brandpunt

Vaardigheden:

• Schetsen wat er met een lichstraal gebeurt als het een doorschijnen de stof in of uit gaat. 

6.3

Wat is de derde tekenregel bij lenzen?

1. Lichtstralen die door de lens gaan worden altijd gebroken.
2. Lichtstralen die door het midden van de lens gaan worden niet gebroken.
3. Lichtstralen die vanuit een punt vertrekken, komen ook weer in een punt samen.
4. Lichtstralen die evenwijdig op de lens vallen breken door het brandpunt.

Wat is de eerste tekenregel bij lenzen?

1. Lichtstralen die door vanuit een punt vertrekken komen samen in een punt.
2. Lichtstralen die door het midden van de lens gaan worden niet gebroken.
3. Lichtstralen die door de lens gaan worden altijd gebroken.
4. Lichtstralen die evenwijdig op de lens vallen breken door het brandpunt.

Wat gebeurt er met lichtstralen die evenwijdig op een bolle lens vallen?

1. Ze worden niet gebroken.
2. Ze breken naar binnen.
3. Ze breken naar buiten.
4. Ze breken door het brandpunt.

Wat gebeurt er als lichtstralen door het midden van een lens gaan?

1. Ze worden niet gebroken.
2. Ze breken evenwijdig aan elkaar.
3. Ze breken door het brandpunt.
4. Ze divergeren.

6.3 Construeren bij lenzen

Begrippen:

convergeren

divergeren

vergrotingsfactor

Vaardigheden:

• De drie tekenregels gebruiken om lichstralen en beelden te tekenen bij een positieve lens.
• De formule              gebruiken om de vergrotingsfactor te berekenen.

N=​L​v​​​​L​b​​​​

6.4

Wat is een oplossing voor bijziendheid?

1. Een bril met een positieve lens
2. Een bril met een negatieve lens
3. Een bril zonder lens
4. Een oogoperatie

Wat is een oplossing voor ouderdomsverziendheid?

1. Een bril met een negatieve lens
2. Een bril zonder lens
3. Een bril met een positieve lens
4. Een oogoperatie

Wat is het nabijheidspunt?

1. Het punt waarop je ogen beginnen te tranen
2. Het punt het dichtste bij wat je nog scherp kan zien
3. Het verste punt wat je kunt zien
4. Het punt waarop je ogen beginnen te knipperen

Wat is het vertepunt?

1. Het punt waarop je ogen beginnen te tranen
2. Het punt het dichtste bij wat je nog scherp kan zien
3. Het verste punt wat je kunt zien
4. Het punt waarop je ogen beginnen te knipperen

6.4 Oogafwijkingen

Begrippen:

accomoderen

oudziend

verziend

bijziend

vertepunt

nabijheidspunt

Vaardigheden:

• Vertellen over de drie soorten oogafwijkingen en welke soort lenzen hierbij helpen.
• Vertellen wat er met je oog gebeurt bij het accomoderen.

Aan de slag

Maak het werkblad

Klaar? Maak een begrippenlijst aan de hand van de begrippen in deze LessonUp.