2.1 Pinpas of portemonee?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

H2 Jij en je geld

Les 2.1 Pinpas of portemonnee?

Boek blz. 52 - 54 

Welke manieren van betalen ken je?

0

Na afloop van deze les kun/weet je:

- De verschillen tussen directe en indirecte ruil

- Een nieuw saldo berekenen 

Je gaat naar de kapper.
Je betaalt contact.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

Je doet je huishoudelijke klusjes thuis.
Je mag daardoor een uur later opblijven.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

In de aula koop je een broodje gezond voor € 2,-.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

Je hebt € 10,- op je bankrekening staan. Je krijgt € 35,- van je oma. Zij maakt dat over naar je bankrekening. Je betaalt met je pinpas € 10,- voor een cadeautje.

Wat is nu het saldo van je bankrekening?

Je hebt € 12,50 op je bankrekening staan. Je ouders maken € 25,- zakgeld aan je over. En je neemt € 20,- op.

Wat is nu je saldo?

Wat moet je maken?

Blz. 52 - 54 opdracht 1 t/m 9

H2 Jij en je geld

Les 2.1 Pinpas of portemonnee?

Boek blz. 55 - 57

Noël laat zijn fiets repareren bij de fietsenmaker. Hij betaalt met zijn zakgeld.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

Je koopt een tweedehands scooter. Je maakt het geld over via de bank.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

Jelle wast de auto van zijn vader. Daarvoor krijgt hij een kaartje voor de bios.

1. Directe ruil
2. Indirecte ruil

Aan het begin van de dag heb je € 162,50 op je rekening staan. Je betaalt met je pinpas een broek voor € 25,75 en een cadeautje voor € 7,95.

Op welke drie manieren kun je betalen in een winkel?

Na afloop van deze les kun/weet je:

- In welke twee vormen geld voorkomt

- Een nieuw saldo berekenen 

- De verschillen tussen directe en indirecte ruil

- Op welke manieren je met geld kunt betalen.

• 2 soorten geld:

1. Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.
   
   
   
2. Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.
   
   

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas.
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20

1. Beide chartaal
2. Beide giraal
3. 1= chartaal 2= giraal
4. 1= giraal 2= chartaal

Het saldo op je bankrekening is € 27,50. In je portemonnee heb je € 21,70. Met je pinpas neem je € 20 op.
Hoeveel chartaal en giraal geld heb je daarna?

Wat moet je maken?

Blz. 55 - 57 opdracht 10 t/m 17

Blz. 78 samenvatting les 2.1