Basisstof 5: De celkern

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Goedemorgen!

This is the place to   Bio

Thema 2: 

Organen en cellen

Basisstof 5:

De celkern

Leerdoelen

1.  Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen
2. Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

DNA en chromosomen

In de celkern ligt je DNA, bestaande uit chromosomen.

Deze chromosomen lijken op lange draden en zijn alleen zichtbaar onder  als de cel zich gaat delen.

Lichaamscellen

De cellen in je lichaam heten lichaamscellen. Menselijke lichaamscellen hebben 46 chromosomen. 

Bij andere organismen kan het aantal chromosomen in de lichaamscellen anders zijn.

Bouw van DNA

De chromosomen bestaan uit DNA.

DNA is als een wenteltrap met vele treden.

De treden bestaan uit twee delen: de basen A, T, C en G.

De basen  A-T en C-G vormen vaste koppels, een basenpaar.

Functie van DNA

In het DNA ligt informatie opgeslagen over eigenschappen.

Bijv. je oogkleur: het DNA bepaalt welke kleurstoffen worden gevormd in de iris van het oog.

De taal van DNA

Die informatie is in het DNA opgeslagen door de volgorde van de basenparen A–T en C–G. Hoe dat werkt, kun je vergelijken met taal. Het Nederlandse alfabet bestaat uit 26 letters. Met die letters kun je veel verschillende combinaties maken. Elke combinatie heeft een andere betekenis. Bijvoorbeeld: ‘periode’ betekent iets anders dan ‘eierdop’. Maar de letters zijn hetzelfde. In het DNA is informatie op dezelfde manier opgeslagen, maar dan met maar vier letters (de basen).

Erfelijke eigenschappen

Erfelijke eigenschappen zijn eigenschappen die kinderen kunnen erven van hun ouders zoals oogkleur of de vorm van je gezicht.

Niet alleen het DNA heeft invloed op deze eigenschappen. Ook je leefwijze en milieu spelen mee

Genen (1)

In het DNA ligt de informatie voor vele eigenschappen. 

Voor deze eigenschappen zijn duizenden basenparen nodig.

De basenparen die nodig zijn voor een of meerdere eigenschappen noem je een gen.

Genen (2)

Elke lichaamscel bevat dus informatie voor alle eigenschappen.

In verschillende cellen staan verschillende genen aan of uit en groeien er bijv. geen ogen op je voeten

Aan de slag

Lezen:

Basisstof 5: De celkern

Maken:

Opdracht 1 t/m 5 & 7 t/m 9

Wat zijn chromosomen?

1. lange dunne draden in de celkern
2. het zijn kernen
3. Bevatten eigenschappen
4. zijn cellen

Bevat iedere lichaamscel de informatie voor de haarvorm?

1. Ja
2. Nee

Wat is DNA?

1. al je erfelijke eigenschappen
2. het materiaal met erop erfelijke informatie
3. al je 46 chromosomen bij elkaar

Waar komt je DNA voor?

1. in de chromosomen
2. alleen in je lichaamscellen
3. alleen in de geslachtscellen
4. in de celkern

Wat zijn basen?

1. Letters
2. Stukjes DNA
3. Code
4. Genen

In DNA vormt base A een paar met base G.

1. Juist
2. Onjuist

Wat zijn erfelijke eigenschappen?

1. Eigenschappen die voortdurend veranderen
2. Je persoonlijke eigenschappen
3. Eigenschappen die je van je ouders erft
4. Alle eigenschappen in je DNA

Erfelijke eigenschappen liggen vast in je DNA

1. in al je cellen
2. alleen in je hersenen
3. alleen in je huid
4. alleen in je maagdarmkanaal

Leerdoelen

1.  Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen
2. Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

Ik heb de leerdoelen van deze les onder de knie

😒🙁😐🙂😃

Wat vind je lastig?
Waar zou je meer over willen weten?