voltooide tijd

Wat weet je van.....
het perfectum/de voltooide tijd?
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat weet je van.....
het perfectum/de voltooide tijd?

Slide 1 - Diapositive

voltooide tijd
* in het verleden
* het is klaar, afgelopen

* twee werkwoorden:
- hebben + voltooid deelwoord
- zijn + voltooid deelwoord

Slide 2 - Diapositive

voltooid deelwoord
regelmatig:          ge___(stam)___d/t  

onregelmatig:           ge__(stam) ___en

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              ?

Slide 4 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets

Slide 5 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet      1.       ge + stam:     ?
              

Slide 6 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                

Slide 7 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                2. + d / t:              ?

Slide 8 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
volgen een regel:

werkwoord:       fietsen
de stam:              fiets
je doet 1.  ge + stam:     gefiets
                2. + d / t:              gefietst

Slide 9 - Diapositive

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                      _______

Slide 10 - Diapositive

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                     woon
1. ge + _____ :

Slide 11 - Diapositive

NOG EEN WERKWOORD
werkwoord:         wonen
stam:                     woon
1. ge + _____ :       gewoon
2. + d / t  :              gewoond

Slide 12 - Diapositive

vraag:
wanneer gebruik je _d? (gewoond)
wanneer gebruik je -t? (gewerkt)

Slide 13 - Diapositive

Kijk naar de laatste letter van de stam :
Zit de letter in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -t toe.

Zit de letter niet in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -d toe.

Slide 14 - Diapositive

-t

Slide 15 - Diapositive

-t

Slide 16 - Diapositive

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: zeggen

Slide 17 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: wandelen

Slide 18 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: maken

Slide 19 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: horen

Slide 20 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: koken

Slide 21 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: leren

Slide 22 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: voetballen

Slide 23 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: proberen

Slide 24 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: groeien

Slide 25 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: proeven

Slide 26 - Question ouverte

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: reizen

Slide 27 - Question ouverte

werkwoorden met een prefix
krijgen geen ge-

gebruiken
verhuizen
bestellen
herkennen
ontdekken

Slide 28 - Diapositive

werkwoorden met een prefix
krijgen geen ge-

gebruiken      >     gebruikt
verhuizen      >     verhuisd
bestellen       >     besteld
herkennen    >     herkend
ontdekken    >     ontdekt

Slide 29 - Diapositive

Nu zinnen maken!
Wat hebben we nodig?
Twee hulpwerkwoorden.

* hebben
* zijn

Slide 30 - Diapositive

de volgorde in de zin
Ik maak mijn huiswerk.        
Zij belt haar moeder.             
We schilderen een portret. 

Ik fiets naar school.                 
Zij trouwt vandaag.                 


Slide 31 - Diapositive

de volgorde in de zin
Ik maak mijn huiswerk.        Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Zij belt haar moeder.             Zij heeft haar moeder gebeld.
We schilderen een portret. We hebben een portret geschilderd.

Ik fiets naar school.                 Ik ben naar school gefietst.
Zij trouwt vandaag.                 Zij is vorig jaar getrouwd.


Slide 32 - Diapositive

de volgorde in de zin
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Zij heeft haar moeder gebeld.
We hebben een portret geschilderd.

Ik ben naar school gefietst.
Zij is vorig jaar getrouwd.


Slide 33 - Diapositive

De volgorde:
- onderwerp (subject)
- persoonsvorm (hebben/zijn)
- rest van de zin
- voltooid deelwoord

Slide 34 - Diapositive

Zet in de voltooide tijd:
Ahmad maakt een oefening.

Slide 35 - Question ouverte

Zet in de voltooide tijd:
Ayse zegt niets.

Slide 36 - Question ouverte

Zet in de voltooide tijd:
Emma tekent in haar schrift.

Slide 37 - Question ouverte

Sofia luistert naar de docent.

Slide 38 - Question ouverte

De docent praat met de cursist.

Slide 39 - Question ouverte

Samuel fietst naar huis.

Slide 40 - Question ouverte

De kinderen horen een geluid.

Slide 41 - Question ouverte

De hond wandelt in het park.

Slide 42 - Question ouverte

De basketballer gooit de bal.

Slide 43 - Question ouverte

Het regent de hele dag.

Slide 44 - Question ouverte

Begrijp je het?
A
Ik begrijp het!
B
Ik begrijp het nog niet!
C
Ik begrijp het een beetje.

Slide 45 - Quiz