vocab leren blz. 74

Vocabulary
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vocabulary

Slide 1 - Diapositive

At the end of the lesson...
  • I know at least 1 new way to study words
  • I can use this new way to study words
  • I know the meaning of the first 14 theme words

Slide 2 - Diapositive

Zo leer ik de
woordjes/zinnen:

Slide 3 - Carte mentale

How to study words
Tip 1: begin op tijd + gebruik leerblokjes
Tip 2: herhaal de woordjes
Tip 3: opschrijven (spelling)
Tip 4: overhoren + schrijven
Tip 5: woordkaartjes (flitsen)
Tip 6: WRTS/Quizlet

Slide 4 - Diapositive

Practise: blz. 74
1. Bedek van de eerste 5 woorden de NL betekenis
2. Schrijf de betekenis op van de woorden die je weet
3. Bekijk de 5 woorden en schrijf de betekenis op van de woorden die je niet wist
4. Draai het om: bedek de Engelse betekenis en doe dan stap 2 en 3 nog een keer.
5. Controleer of je de Engelse woordjes goed geschreven hebt
6. Bedek de Engelse betekenis en kijk welke woordjes je nu al weet. Woordjes die je (nog) niet weet schrijf je nog een keer op.

Slide 5 - Diapositive

Practise: blz. 74
1. Vouw het A4 blad in 9 vakjes en knip deze uit
2. Schrijf op de ene kan het Engelse woordje en op de achterkant de NL vertaling
3. Controleer of je de Engelse woordjes goed geschreven hebt.
4. Leg de kaartjes op een stapel met de Engelse woorden naar boven
5. Pak steeds een kaartje en kijk of je het woordje wel/niet weet
6. Je krijgt nu 2 stapels: 1 met woordjes die je al weet en 1 met woordjes die je niet weet.
7 Je herhaalt bovenstaande met het stapeltje van woordjes die je niet weet.

8.  Stap 4 t/m 7 doe je nog een keer, maar dan met de Nederlandse woordjes naar boven
9. Je kunt dit ook met z'n 2en doen: woordje goed = kaartje houden (wie heeft de meeste kaartjes)

Slide 6 - Diapositive

beugel

Slide 7 - Question ouverte

paardenstaart

Slide 8 - Question ouverte

jaw

Slide 9 - Question ouverte

He is wearing ____
A
tall
B
curly
C
glasses
D
chin

Slide 10 - Quiz

My father has got a beard.
beard

Slide 11 - Question ouverte

I have got _______ hair
A
curly
B
short
C
wavy
D
straight

Slide 12 - Quiz

kaal
A
bald
B
beard
C
braces
D
bold

Slide 13 - Quiz

deze manier werkt voor mij het beste

Slide 14 - Carte mentale

Werken aan:
opdr. 11 en 12 blz. 40,41

Slide 15 - Diapositive