Wat is duurzaam?

Duurzaamheid
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Duurzaamheid

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je over
duurzaamheid?

Slide 2 - Carte mentale

Wat betekent duurzaam?
A
Dat het lang duurt.
B
Dat het veel geld kost.
C
Dat je er lang mee kan doen.

Slide 3 - Quiz

Duurzaam
Duurzaam betekent dat je er lang mee kan doen.

Als je duurzaam leeft zorg je ervoor dat de aarde nog lang kan bestaan.

Slide 4 - Diapositive

Waar komen spullen vandaan en waar gaan ze naartoe?

Slide 5 - Diapositive

Wat is een grondstof
A
Materiaal waar je iets van kan maken.
B
Iets wat je uit de grond haalt.
C
Zand dat in de lucht zit.

Slide 6 - Quiz

Kijk naar het plaatje. Wat is waar?
A
Er komt steeds meer afval.
B
Er komen steeds meer grondstoffen.
C
Er blijven minder grondstoffen over.
D
Het is niet duurzaam.

Slide 7 - Quiz

Niet duurzaam.
Je maakt de grondstoffen op.

Slide 8 - Diapositive

Hoe kan je dit probleem oplossen?
Overleg in je groepje!

Slide 9 - Diapositive

Opgelost?

Slide 10 - Diapositive

Nog niet alles kan weer een grondstof worden.

Slide 11 - Diapositive

Ook andere stappen gebruiken spullen.
Gebouwen, machines, verpakkingen.

Slide 12 - Diapositive

Niet alle afval komt op een berg te liggen.

Slide 13 - Diapositive

1 Gebruik het niet. 
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.

Grondstoffen raken niet op.
Geen afval en CO2 uitstoot.

Voorbeelden? 

Slide 14 - Diapositive

1 Gebruik het niet of minder.
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.


Grondstoffen raken niet op.
Minder afval en CO2 uitstoot

Voorbeelden?

Slide 15 - Diapositive

1 Gebruik het niet of minder.
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.


Grondstoffen raken niet op.
Wel afval en CO2 uitstoot.

Voorbeelden? 

Slide 16 - Diapositive

wisbordjes 
quizvragen in groepje overleggen 

Slide 17 - Diapositive

Hoe kan je ervoor zorgen dat grondstoffen niet opraken?
A
Grondstoffen kunnen niet op raken.
B
Door afval opnieuw te gebruiken.

Slide 18 - Quiz

Wanneer kan er afval ontstaan?
A
Als je iets hebt gebruikt.
B
Als je iets is gemaakt.
C
Als je iets vervoert.
D
A, B en C zijn goed.

Slide 19 - Quiz

Wat is het meest duurzaam?
A
Iets niet gebruiken.
B
Afval scheiden.
C
Iets opnieuw gebruiken.
D
Recyclen.

Slide 20 - Quiz

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je koopt geen nieuwe trui, want je hebt er al vijf in je kast.
Je ruilt een boek dat je hebt gelezen met een vriend.
Je gooit glas in de glasbak.

Slide 21 - Question de remorquage

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je gooit je drinkpakje in de plasticbak.
Je neemt een drinkbeker mee naar school.
Je slaat een dag douchen over.

Slide 22 - Question de remorquage

Verpakking zorgen vaak voor afval. Waarbij worden veel verpakkingen gebruikt.
A
Productie (maken).
B
Distributie (vervoer).
C
Gebruik.
D
Afval scheiden.

Slide 23 - Quiz

Mindmap 
in groepje maken 

Slide 24 - Diapositive

1

Slide 25 - Vidéo

01:23
Typ in 1 zin wat je hebt geleerd van deze les.

Slide 26 - Question ouverte