Hoofdletters en leestekens voor citeren 2mh

1 / 20
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Les 7 interviewverslag
- kort herhalen letterlijk en samenvattend
- regels over leestekens bij citeren
- les over citeren maken in Peppels
- werken aan je interviewverslag

Slide 2 - Diapositive

Tijdlijn
Les 7 - vandaag: werken aan interviewverslag: focus op antwoorden uitschrijven in letterlijk en/of samenvattend
Les 8 - volgende week: werken aan interviewverslag: focus op inleiding, titel, vormgeving, taalverzorging
Les 9 - na de vakantie: feedbackronde op interviewverslag. Verbeteren
Vathorstweek: inleverdeadline

Slide 3 - Diapositive

Je schrijft de vragen en antwoorden letterlijk op.
A
samenvattend interviewverslag
B
letterlijk interviewverslag

Slide 4 - Quiz

Op de boerderij waar mijn opa woonde had hij geen eigen kamer zoals wij nu allemaal gewend zijn. Alle kinderen sliepen op zolder, op een zak met stro. Gelukkig heeft mijn opa geen hooikoorts. 'We hadden helemaal niks voor onszelf,' mompelt hij.
A
letterlijk interviewverslag
B
samenvattend interviewverslag

Slide 5 - Quiz

In een samenvattend interviewverslag vat je antwoorden samen en wissel je af met citaten van de geïnterviewde persoon.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Letterlijk interviewverslag
Je schrijft de vragen en antwoorden letterlijk op. De vragen maak je vet en in de antwoorden laat je onbelangrijke dingen weg. 
voorbeeld: 
Opa, hoe ging u vroeger naar school? 
'We moesten gewoon lopend naar school natuurlijk, of het nu stormde, regende of sneeuwde. Er was een pad dwars door de weilanden heen. We liepen gewoon tussen de koeien. Onze schoenen zaten dus vaak onder de  stront en daarom moest ik ze dan op de gang laten staan.'

Slide 7 - Diapositive

Samenvattend interviewverslag
Je laat de vragen weg. Antwoorden vat je samen in eigen woorden en wissel je af met citaten van de geïnterviewde persoon. 

Voorbeeld: 
Op de boerderij waar mijn opa woonde, had hij geen eigen kamer zoals wij nu allemaal gewend zijn. Alle kinderen sliepen op zolder, op een zak met stro. Gelukkig heeft mijn opa geen hooikoorts. 'We hadden helemaal niks voor onszelf,' mompelt hij. 

Slide 8 - Diapositive

Leestekens in citeren

Slide 9 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze Lessonup weet ik beter wat de regels zijn rondom hoofdletters en leestekens. 

Slide 10 - Diapositive

Hoofdletters
  • begin van een zin
  • namen van mensen, bedrijven, organisaties et cetera
  • titels van boeken, films, et cetera
  • feestdagen
  • niet zomaar in afkortingen, tenzij het een afkorting is van een naam, zoals KLM

Slide 11 - Diapositive

Komma
  • Je zet een komma tussen twee persoonsvormen. Wie dit leest, is gek.
  • Je zet een komma tussen de delen van een opsomming, maar NIET voor het woord 'en'. We eten vanavond soep, brood en rauwkost.
  • Je zet een komma na een naam of een uitroep aan het begin van een zin. Hé Peter, wil je komen?
  • Je zet een komma VOOR voegwoorden. Ik kreeg mijn werk niet af, omdat ik zat te treuzelen.

Slide 12 - Diapositive

Wat is een aanhalingsteken?
A
''
B
;
C
'
D
}

Slide 13 - Quiz

Aanhalingstekens '...'  "..."
Aanhalingstekens gebruik je
1. als je citeert = woorden letterlijk weergeven.

2. als je het woord en niet de betekenis bedoelt. Met hoeveel l'en schrijf je het woord 'onmiddellijk'? 
3. als het woord spottend/speciaal wordt gebruikt (maar niet heus).  We waren zoals gewoon lekker 'op tijd'.



Slide 14 - Diapositive

Citeren
  • Je kunt zelf kiezen of je enkele of dubbele aanhalingstekens gebruikt, als je het maar consequent doet = overal in je tekst
  • Je plaatst een dubbele punt als je aankondigt dat het citaat eraan komt
  • Na een dubbele punt volgt een hoofdletter bij een citaat. 
  • Willemijn zegt: 'Pak je spullen erbij.'
  • Willemijn vertelde: "Deze voorbeelden helpen je echt."

Slide 15 - Diapositive

Citeren
  • Je zet een komma in plaats van een punt als de zin nog verder loopt na het citaat. 
  • De aanhalingstekens staan buiten de leestekens. 
  • 'Als het goed is,' zei Nadia, 'heeft iedereen alles ingeleverd.'

  • Geen aanhalingstekens bij gedachten. 
  • Die geheime kamer vind ik nooit, dacht Harry Potter.

Slide 16 - Diapositive

'Morgen ga ik naar de film', dacht ik.
A
De aanhalingstekens zijn juist.
B
De aanhalingstekens zijn onjuist.
C
De komma staat verkeerd.

Slide 17 - Quiz

'Kortom,' besloot hij zijn verhaal, 'we hadden een heerlijke vakantie.'
A
Deze leestekens in deze zin zijn correct.
B
Er moeten enkele aanhalingstekens staan.
C
De tweede komma moet een dubbele punt zijn.
D
De eerste komma moet weg.

Slide 18 - Quiz

Plaats interpunctie bij de volgende zin:
hans zei grietje zal ik met dit mooie weer mijn korte rokje aantrekken?

Slide 19 - Question ouverte

Welke vraag heb je nog over dit onderwerp?

Slide 20 - Question ouverte