Week 45 3TL Duits

Les 8 november
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen

In stilte werken tot 11.10
  • Leren/Lezen Lernecke blz. 62 
  • maken opdr. 1,2,3,4 vanaf blz. 56
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 8 november
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen

In stilte werken tot 11.10
  • Leren/Lezen Lernecke blz. 62 
  • maken opdr. 1,2,3,4 vanaf blz. 56

Slide 1 - Diapositive

Programm
Rückblick
Aufgaben
Verben -> Erklärung LessonUp
Aufgaben



Slide 2 - Diapositive

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 3 - Diapositive

Planung
Toets Schritt 14-17          22 november 2019
  • Vokabeln
  • Redemittel
  • Verben
  • Lesen
  • Hören
Alles is te vinden in de Lernecke vanaf blz. 62
De grammatica rondom de naamvallen hoef je nie te weten. Wel rondom het vervoegen van de werkwoorden

Slide 4 - Diapositive

Verben
Werkwoorden:
  • haben/sein/werden
  • mögen/dürfen/sollen/wollen/wissen/können/müssen

Je moet deze werkwoorden goed kunnen gebruiken in zinnen! Het opschrijven van het rijtje heeft geen zin! 
Oefenen = leren!!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Das Lernziel
Aan het eind van de les:
-Weet je de betekenis van een aantal modale werkwoorden
-Kan je zeggen welke veranderingen er optreden
-Kan je een zin maken met deze werkwoorden


Slide 7 - Diapositive

Modale Verben
De zin 'Petra zwemt', is een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

'Petra kan zwemmen', 
Dit geeft natuurlijk een hele andere betekenis/wijze (modus) aan de zin.
Je zegt eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen 
(ze verdrinkt niet in water). 

Slide 8 - Diapositive

Modale werkwoorden

Modale werkwoorden geven dus extra betekenis (modus, wijze) aan de zin.

--> Wij kunnen een ijsje kopen.(können)

(wij kopen ijs)


--> Wij mogen in de zee zwemmen.(dürfen)

wij zwemmen in zee



Slide 9 - Diapositive

Modalverben


--> Wir können ein Eis kaufen.

--> Wir dürfen im Meer schwimmen.

--> Wir mögen Apfeln!!

Slide 10 - Diapositive

mogen                               kunnen              leuk / lekker vinden

Slide 11 - Diapositive

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 12 - Diapositive

Was bedeutet (betekent) das Verb
können?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 13 - Quiz

Bedenk een Duitse zin met de wij-vorm van können.
Bijv.: "Wir können die Aufgabe machen."

Slide 14 - Question ouverte

Lisa mag einen Apfel.

Slide 15 - Diapositive

Was bedeutet (betekent) das Verb
mögen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten/houden van

Slide 16 - Quiz

Bedenk een Duitse zin met de wij-vorm van mögen.
Bijv.: "Wir mögen Eis."

Slide 17 - Question ouverte

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 18 - Diapositive

Was bedeutet (betekent) das Verb
dürfen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 19 - Quiz

Bedenk een Duitse zin met de wij-vorm van dürfen.
Bijv.: "Wir dürfen ins Kino gehen."

Slide 20 - Question ouverte

Kijk nu naar de vervoeging van deze drie werkwoorden. 

Slide 21 - Diapositive

Bij welke persoon zijn de werkwoorden vormen gelijk?

Slide 22 - Question ouverte

Bij "dürfen" verandert de "ü" in het enkv. in een...?
A
ü
B
ä
C
a
D
o

Slide 23 - Quiz

Bij "können" en "mögen" verandert de "ö" in het enkv. in een...?
A
u
B
a
C
ä
D
ö

Slide 24 - Quiz

In het meervoud kan ik de regel "stam plus uitgang" toepassen.
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 25 - Quiz

Weet ik nu de bijzonderheden van het modale werkwoord?
A
ja
B
nee
C
niet helemaal

Slide 26 - Quiz

Weet ik nu de betekenis van deze modale werkwoorden?
A
ja
B
nee
C
niet helemaal

Slide 27 - Quiz

Weet ik nu welke letter ik moet schrijven in het enkelvoud?
A
ja
B
nee
C
niet helemaal

Slide 28 - Quiz

Üben
Vul het antwoordenblad in
Check in je boek de juiste vormen
Gebruik hier ook de Lernecke en de uitleg achterin je boek

Slide 29 - Diapositive

Aufgaben heute
Zwischenstufe D-Prüfung ab Seite 56
Aufgabe 1
Aufgabe 2
Aufgabe 3
Aufgabe 4 
Arbeitsblatt modalverben


Slide 30 - Diapositive