Gender en seksuele diversiteit

LHBTQIA+
1 / 17
suivant
Slide 1: Carte mentale
Mens & MaatschappijBeroepsopleidingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

LHBTQIA+

Slide 1 - Carte mentale

LHBTQIA+
Waar staat hierin de 'Q' voor?
A
Queer
B
Quatro
C
Questioning
D
Quilt

Slide 2 - Quiz

Wat is panseksualiteit?
A
Een persoon die zich seksueel aangetrokken voelt tot voorwerpen
B
Een persoon die verliefd wordt op dieren
C
Een persoon die verliefd wordt op mensen en waarvan het niet uitmaakt of die een meisje, jongen of iets anders is
D
Een persoon die zich niet seksueel aangetrokken voelt tot personen

Slide 3 - Quiz

WAT IS GENDER?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is het verschil tussen gender, geslacht en sekse?
A
Sekse duidt op biologische kenmerken van het lichaam, geslacht duidt op psychologische kenmerken, gender duidt op de genitaliën van het lichaam
B
Sekse duidt op de psychologische kenmerken, Geslacht duidt op de genitaliën en gender duidt op de biologische kenmerken van het lichaam
C
Sekse duidt op de genitaliën, geslacht duidt op de psychologische kenmerken en gender duidt op de biologische kenmerken van het lichaam
D
Sekse duidt op de biologische kenmerken van je lichaam, geslacht duidt op de genitaliën, gender duidt op de psychologische kenmerken

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

MAAK TWEETALLEN
Leg aan elkaar uit als welke genderidentiteit jij jezelf identificeert. Dit allemaal ZONDER lichamelijke kenmerken te noemen. Omdat je een piemel of vagina hebt is dus een niet sterk genoeg argument, want dit heeft met geslacht te maken. Waarom voel jij je man of vrouw of iets anders?

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verschil tussen transgender en transseksueel?
A
Transseksuelen mensen vallen op transgender mensen
B
Transseksuelen mensen weten niet welk gender zij zijn, transgender mensen wel
C
Transseksuelen mensen zijn transgender mensen die een geslachtsveranderde operatie hebben ondergaan
D
Er is geen verschil

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je de verandering van het lichaam en voorkomen van een transgender persoon?
A
Ombouwen
B
In transitie gaan
C
Transgender worden
D
Van man naar vrouw of van vrouw naar man

Slide 10 - Quiz

Wat is intersekse?
A
Bij een persoon met een intersekse ervaring vertoont het lichaam zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken.
B
Bij een persoon met een intersekse ervaring valt diegene op mannen en vrouwen
C
Bij een persoon met een intersekse weet diegene niet welke gender die is
D
Een persoon met een intersekse ervaring heeft meerdere seksuele relaties met verschillende mensen

Slide 11 - Quiz

Wat is een non- binair persoon?
A
Een persoon die zich niet identificeert als man of vrouw
B
Een persoon die eigenlijk een man is, maar die een vrouw wil zijn
C
Een persoon die valt op mannen en vrouwen
D
Een persoon die niet weet wat hij of zij is

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

Een persoon in je groepje blijft grappen maken over homoseksualiteit en noemt anderen in de groep vaak 'homo' of 'flikker' als reactie. Niemand uit je groepje is openlijk queer. Wat doe je?
Als niemand uit het groepje zegt zelf homo te zijn, dan zou het niet een probleem moeten zijn.
Je stuurt de persoon weg. Het brengt onveiligheid in de groep.
Je zorgt ervoor dat je het gesprek opent en vraagt aan die persoon waarom hij deze woorden gebruikt.
Benadrukt dat dit een negatieve lading kan geven aan het woord en mensen kan tegenhouden om uit de kast te komen

Slide 15 - Sondage

Een jongen in je groepje zegt dat het geil is als twee meisjes zoenen, maar vies is als twee mannen zoenen. Wat doe je?
Iedereen mag diens eigen mening hebben. Ik reageer er verder niet op.
Ik vertel dat dit vervelend kan zijn voor vrouwen, omdat hun liefde hierdoor niet serieus kan worden genomen
Ik laat eerst de leerlingen met elkaar in gesprek gaan en stel vragen over verliefdheid tussen mannen en tussen vrouwen.
Ik vind het homofoob. De jongen mag niet meer meedoen.

Slide 16 - Sondage

Een persoon blijft bij jou zitten na de voorstelling en komt bij jou uit de kast als homoseksueel/lesbisch/biseksueel. Wat doe je?
Complimenteert de leerling op diens moed en vraagt of diegene behoefte heeft om dit met anderen te delen
Je vraagt of diegene verliefd is of is geweest op iemand. Alleen zo kun je erachter komen of het echt klopt.
Je zorgt ervoor dat diegene het vertelt aan één andere persoon. Dit mag een leerling niet alleen meedragen.
Je verwijst deze leerling naar verschillende websites om meer te weten te komen over verschillende vormen van seksualiteit
Je gaat met de leerling in gesprek en haalt een collega erbij die zelf ook queer is of vertelt over jouw eigen ervaringen.

Slide 17 - Sondage