Argumentatiestructuren Klas 4

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Klas 4

Slide 2 - Diapositive

Even opfrissen...
Standpunt - argument - tegenargument
Feitelijke en waarderende argumentatie

Slide 3 - Diapositive

Standpunt of argument?
[Omdat oude auto's heel vervuilend zijn], mogen ze niet meer in het centrum komen.


A
standpunt
B
argument

Slide 4 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
standpunt
B
argument

Slide 5 - Quiz

Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken. [Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen].
A
standpunt
B
argument

Slide 6 - Quiz

Wat is een tegenargument?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.

Slide 7 - Quiz

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 8 - Diapositive

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
  • is waar / niet waar en is controleerbaar;
  • hoef je niet te onderbouwen.

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


 

Slide 9 - Diapositive

Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
  • geeft een smaak of voorkeur weer;
  • hierover kun je van mening verschillen.
  •  daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt. 

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger.   =>Waarom is Pathé prettiger?

 

Slide 10 - Diapositive

Feitelijk of waarderend?

Bijna niemand haalde een voldoende voor de wiskundetoets
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 11 - Quiz

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas zouden verboden moeten worden
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 12 - Quiz

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach (s),
want zij heeft al veel ervaring (a).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een voorbeeld:



Slide 17 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie
  • onafhankelijk: twee of meer argumenten die gelijkwaardig zijn en van plaats kunnen wisselen
OF
  • afhankelijk: twee of meer argumenten die samen een argument vormen en alleen samen kracht hebben.





Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Onafhankelijk nevenschikkend

Slide 20 - Diapositive

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie heb je te maken met deelargumenten. 

De argumenten onderbouwen samen het standpunt.
Alléén in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 23 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een voorbeeld in de argumentatiestructuur:




Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Onder- en nevenschikkend
Je hoorde muziek door elkaar.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 30 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
Nevenschikkend afhankelijk

Slide 31 - Quiz

Standpunt
Argument 1
Argument 2
De rekening was belachelijk hoog
De volgende keer nemen we een andere loodgieter
We hebben uren zitten wachten voordat hij er was

Slide 32 - Question de remorquage

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend en onafhankelijk
D
Nevenschikkend en afhankelijk

Slide 33 - Quiz

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje
Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden voor jongeren. 
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje

Slide 34 - Question de remorquage

Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend en onafhankelijk
D
Nevenschikkend en afhankelijk

Slide 35 - Quiz