14.3 en 14.4

14.3 en 14.4
  • Je kunt de ontwikkelingen omschrijven die er zijn geweest omtrent criminaliteit.
  • Je kunt onderscheid maken tussen de klassieke en de moderne school.
  • Je kent de verschillende theorieën die er bestaan om crimineel gedrag te verklaren en kunt ze toepassen.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

14.3 en 14.4
  • Je kunt de ontwikkelingen omschrijven die er zijn geweest omtrent criminaliteit.
  • Je kunt onderscheid maken tussen de klassieke en de moderne school.
  • Je kent de verschillende theorieën die er bestaan om crimineel gedrag te verklaren en kunt ze toepassen.

Slide 1 - Diapositive

pagina 182

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Maatschappelijke veranderingen
Verschillende factoren zorgen voor de bevordering van criminaliteit:
  • Minder sociale cohesie
  • Meer groepsvorming en integratie in
 ‘criminele (jeugd)groepen’
  • Meer losse gezagsverhoudingen
  • Meer ongelijkheid

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee scholen van mensbeelden
Klassieke school
  • Mens als rationeel wezen, criminaliteit een rationele keuze.
  • Kosten/baten afweging
Moderne school
  • Mens is onvrij in denken en handelen
  • Beslissingen zijn nooit helemaal rationeel
  • Nurture factoren

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Criminologische theorieën
  1. Gelegenheidstheorie
  2. Bindingstheorie
  3. Anomietheorie
  4. Etiketteringstheorie 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Moderne of klassieke school?
  • Schrijf op M of K (Modern of Klassiek)
  • Welke theorie hoort van crimineel gedrag hoort erbij? G, B, A, of E (Gelegenheid, Binding, Anomie, Etikettering)
  1. K, G
  2. M, A
  3. K, G
  4. M, B
  5. M, E

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gelegenheidstheorie
Het niveau van de criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiële daders, de aanwezigheid van  geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking.

Slide 7 - Diapositive


p.173
Bindingstheorie
Sterke verbinding met een (sociale) groep remt de neiging tot crimineel gedrag. De remming wordt verklaard door de kans op verlies van de bindingen.
Deze theorie sluit aan bij het belang
van formele en informele sociale controle

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anomietheorie
Criminaliteit kan worden beïnvloedt door omgevingsfactoren (nurture). De sociale druk om algemeen aanvaarde doelen te bereiken leidt ertoe dat mensen de wetten kunnen gaan overtreden.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Etiketteringstheorie
Het idee dat iemand zich gaat gedragen naar het etiket dat op een bepaalde groep wordt geplakt. 

Bijvoorbeeld: door racisme worden in Amerika zwarte Amerikanen sneller als crimineel bestempeld dan witte Amerikanen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Invulopdracht
  • Zelfstandig lezen, overleggen mag
  • Vul het werkblad aan: bij elk nieuwsbericht bepaal je welke theorie erbij hoort en welke woorden je aan moet vullen. 
timer
7:00

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions