les 1: 3.1 Windrichting
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Fieke fietst van knooppunt 97 naar knooppunt 96.
In welke richting fietst zij?
In welke richting fietst zij?
A
Zij fietst richting het zuidwesten.
B
Zij fietst richting het noorden.
C
Zij fietst richting het zuidoosten.
D
Zij fietst richting het noordoosten.
Slide 7 - Quiz
Vanuit knooppunt 96 fietst ze door naar knooppunt 95.
In welke richting fietst zij?
In welke richting fietst zij?
A
Zij fietst richting het zuidwesten.
B
Zij fietst richting het noorden.
C
Zij fietst richting het zuidoosten.
D
Zij fietst richting het noordoosten.
Slide 8 - Quiz
Er waait een noordenwind.
Waar waait de wind naartoe?
A
De wind waait naar het noorden.
B
De wind waait naar het oosten.
C
De wind waait naar het zuiden.
D
De wind waait naar het westen.
Slide 9 - Quiz
Een veerboot vaart van Etz naar Gir.
In welke richting vaart de veerboot?
In welke richting vaart de veerboot?
A
Westen
B
oosten
C
Zuiden
D
Noorden
Slide 10 - Quiz
Een veerboot vaart van Gir naar Des.
In welke richting vaart de veerboot?
In welke richting vaart de veerboot?
A
Westen
B
oosten
C
Zuidwesten
D
Noordwesten
