1. Welke middelen hebben de winnende en verliezende partij(en) om druk uit te oefenen bij de vredesonderhandelingen?
2. In hoeverre zijn de overwinnaars bereid om zich te matigen bij het opleggen van maatregelen aan de verliezer?
3. In hoeverre maken de overwinnaars en verliezers van een oorlog gebruik van internationale organisaties om vrede en veiligheid te handhaven?
4. In hoeverre worden oorlogsmisdadigers vervolgd en bestraft?
5. In hoeverre spelen democratische en niet-democratische krachten in de betrokken staten een rol in het vredesproces?