01 - Introductieles

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Lesdoelen

Als het goed is,

- weet je aan het eind van deze les wat we dit jaar bij Nederlands gaan doen;
- weet je aan het eind van deze les wat er dit jaar bij Nederlands van je wordt verwacht;

 - kun je aan het eind van deze les vertellen wat stijlfiguren zijn.

Nederlands

in havo 3

Nederlands in havo 3

Jullie hebben de afgelopen twee jaar gewerkt met de methode KERN Nederlands. Het waren gekke jaren, maar het is de bedoeling dat we verder gaan waar jullie gebleven zijn.

Lesstof

Dit jaar behandelen we globaal de volgende onderdelen:

- Taalverzorging;

- Leesvaardigheid;

- Schrijfvaardigheid;

- Grammatica;

- Spreekvaardigheid;

Fictie.

En verder...

- Hebben jullie altijd een leesboek bij je;

- Hebben jullie het Nederlands boek bij je en werken jullie in een schrift;

- Gaan de telefoons aan het begin van de les in de telefoontas;

- Wordt er tijdens de lessen niet gegeten, tenzij anders afgesproken;

- Gaan we er een heel leuk jaar van maken!

Waar denken jullie
aan bij stijlfiguren?

Stijlfiguren

Elke schrijver heeft zijn eigen manier van schrijven: de schrijfstijl.

Sommige schrijvers houden ervan om voorbeelden te gebruiken, anderen overdrijven graag en weer anderen vinden het leuk om dingen minder groot voor te stellen dan ze zijn.

Sommige van deze 'trucjes' noem je stijlfiguren.

Herhalingen en opsommingen

Er zijn verschillende vormen van herhalingen die een 'vaste' stijlfiguur vormen:

- de repetitio: een bepaald woord wordt één of meerdere keren herhaald;

- de anafoor: hetzelfde woord of dezelfde woordgroepkomt aan het begin van opeenvolgende zinsdelen voor;

- de tricolon: een opsomming die uit drie onderdelen bestaat;

- de climax: een soort opsomming, waarbij de onderdelen steeds 'groter' worden

- de anticlimax: een soort opsomming, waarbij de onderdelen steeds 'minder groot' worden.

Een muzikale onderbreking...

We luisteren nu naar het nummer 'Opzij' van Herman van Veen. Luister goed naar de tekst!

Aan de slag

Beantwoord nu vraag 4 op pagina 23 en bespreek

je antwoord met je buurman of buurvrouw.