Woordenschat 1.1

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Woordenschat 
ONBEKENDE WOORDEN BEGRIJPEN
1.1  Betekenis afleiden uit de tekst

Slide 2 - Diapositive

Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat
2. Waarom is dit belangrijk? 

Slide 3 - Diapositive



Doel


Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit de tekst waarin dit woord wordt gebruikt. 

Slide 4 - Diapositive

THEORIE
Het kan voorkomen dat je in een tekst een woord tegenkomt waarvan je de betekenis niet weet.


Kijk dan eerst of je de betekenis kunt afleiden uit de tekst:
wordt de betekenis van het woord uitgelegd?
staat er een voorbeeld in de tekst?

Slide 5 - Diapositive

THEORIE
Gebruik deze tips om de betekenis af te leiden uit de tekst:
Lees de hele zin waarin het woord staat.
Controleer of er in de tekst een synoniem, omschrijving, tegenstelling of voorbeeld genoemd wordt.
Let op afbeeldingen.


Slide 6 - Diapositive

OEFENEN

Slide 7 - Diapositive

Wat is een synoniem?

Slide 8 - Carte mentale

Noem een synoniem voor: illustratie

Slide 9 - Carte mentale

Synoniem
 Zoek een synoniem; een woord dat (ongeveer) dezelfde
   betekenis heeft.
Voorbeelden:
  • lamp-licht
  • auto-wagen
  • schoenen-patta's-schoeisel

Slide 10 - Diapositive

Tegenstelling
Het tegenovergestelde van elkaar
Zoek een tegenstelling, let op signaalwoorden; maar, echter,
  daarentegen.

Voorbeelden: 
  • groot-klein
  • zwart-wit
  • hoog-laag

Slide 11 - Diapositive

 Een omschrijving zoeken

Van onbekende woorden staat vaak een omschrijving in de tekst. 

- Lees een zin of alinea helemaal.

- Zoek een omschrijving van het woord.




Slide 12 - Diapositive

Zoek voorbeelden
Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden.
 Zoek naar een voorbeeld, let op signaalwoorden: zoals,  
   bijvoorbeeld, neem nou, denk aan.

Slide 13 - Diapositive

OEFENEN

Slide 14 - Diapositive

Linda’s mobiele telefoon geeft constant de ingesprektoon. Ze is waarschijnlijk onafgebroken aan het bellen met haar vriend in Amsterdam.

Het synoniem van 'constant' is:
A
waarschijnlijk
B
onafgebroken
C
ingesprektoon
D
Constantinopel

Slide 15 - Quiz

Als medewerker technische dienst houd je je hoofdzakelijk bezig met het onderhouden en repareren van machines. Als medewerker servicedienst sta je vooral klanten te woord en adviseer je hen over onze diensten.

Het synoniem van 'hoofdzakelijk' is:
A
oorzakelijk
B
onderhouden
C
vooral
D
diensten

Slide 16 - Quiz

Dewi weet niet hoe ze zijn gebaren moet uitleggen. Ze kan zijn signalen op veel verschillende manieren interpreteren.

Het synoniem van 'interpreteren' is:
A
uitleggen
B
signalen
C
extrapoleren
D
gebaren

Slide 17 - Quiz

Stefan realiseert zich niet hoeveel zijn ouders voor hem doen. Hij beseft niet hoe goed hij het eigenlijk heeft.

Het synoniem van 'realiseert zich' is:

A
generen
B
hoeveel
C
doen
D
beseft

Slide 18 - Quiz

Na een uitgebreid onderzoek heeft de politie geconstateerd dat er geen getuigen zijn. Ze hebben wel een mogelijke oorzaak voor het ongeluk vastgesteld.

Het synoniem van 'geconstateerd' is:
A
vastgesteld
B
na een uitgebreid onderzoek
C
getuigen
D
geconcentreerd

Slide 19 - Quiz

Lois heeft een buitengewoon goed geheugen voor haar leeftijd. Ze heeft bijvoorbeeld een uitstekend vermogen om telefoonnummers, adressen en namen te onthouden.

Het synoniem van 'buitengewoon' is:
A
bijvoorbeeld
B
vermogen
C
ongewoon binnen
D
uitstekend

Slide 20 - Quiz

Aiden heeft alle noodzakelijke voorbereidingen getroffen. Zijn koffer staat al klaar, de tickets zijn geprint en het andere vereiste voorwerk is gedaan.

Het synoniem van 'vereiste' is:
A
verijsde
B
de tickets
C
noodzakelijke
D
voorbereidingen

Slide 21 - Quiz

TOT SLOT

Slide 22 - Diapositive

 HERHALING THEORIE
Gebruik deze tips om de betekenis af te leiden uit de tekst:
Lees de hele zin waarin het woord staat.
Controleer of er in de tekst een synoniem, omschrijving, tegenstelling of voorbeeld genoemd wordt.
Let op illustraties.


Slide 23 - Diapositive



Huiswerk:


WOORDENSCHAT HOOFDSTUK 1: Maken opdrachten 2 t/m 7

Slide 24 - Diapositive

LAATSTE 10 MINUTEN KLASSIKAAL SPELLEN!

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Sommigen vinden het CHARISMA van een manager een belangrijke factor voor het succes van de zaak.
A
opleiding
B
ervaring
C
uitstraling

Slide 27 - Quiz

Die voorstellen BEHELZEN een compleet nieuwe invulling van de studie.
A
ontwaren
B
hebben betrekking op
C
beamen

Slide 28 - Quiz

Het overleg bevindt zich in een IMPASSE.
A
vergaderzaal
B
moeilijke toestand
C
eindfase

Slide 29 - Quiz

De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit

Slide 30 - Quiz

In de middeleeuwen werden lijfeigenen door hun heer GEKASTIJD.
A
uitgelachen
B
gememoreerd
C
gestraft

Slide 31 - Quiz

De DISCREPANTIE tussen wat hij zegt en wat hij doet, is wel meer mensen opgevallen.
A
afwijking, gebrek aan overeenstemming
B
onopvallend
C
overeenkomst

Slide 32 - Quiz

Ik denk niet dat dat helpt bij het IMPLEMENTEREN van deze strategie.
A
invoeren en in gebruik nemen
B
een gat vullen
C
uit je hoofd leren

Slide 33 - Quiz

Dit artikel verduidelijkt hoe je moet citeren en PARAFRASEREN in je proefschrift.
A
Het weergeven van de inhoud met andere woorden
B
scanderen
C
omzetten in andere vorm of ander formaat

Slide 34 - Quiz


KOM OP ADEM

Slide 35 - Diapositive

OEFENEN
WOORDENSCHAT
DEEL II

Slide 36 - Diapositive

Tijdens deze lessen wordt de CONTEMPORAINE geschiedenis in chronologische volgorde behandeld.
A
sociale
B
hedendaagse
C
culturele

Slide 37 - Quiz

Ze mag er dan FRELE uitzien, maar ze is sterker dan je denkt!
A
broos
B
adellijk
C
verward

Slide 38 - Quiz

Wetenschappers staan voor een groot raadsel, nu ze een MINUSCUUL deeltje hebben gemeten.
A
heel klein
B
ovaal
C
bol

Slide 39 - Quiz

De IMMATERIELE schade valt niet te berekenen
A
schade aan spullen, goederen etc.
B
geestelijke
C
economische

Slide 40 - Quiz

Ook hier geldt natuurlijk het ADAGIUM 'voorkomen is beter dan genezen.'
A
voorstel
B
pleidooi
C
spreuk, motto

Slide 41 - Quiz

LAATSTE 10 MINUTEN KLASSIKAAL SPELLEN!

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Lien

OEFENEN
WOORDENSCHAT

Slide 44 - Diapositive

Hopelijk biedt dat enig SOELAAS.
A
koekje
B
winst
C
troost

Slide 45 - Quiz

Hij had weinig SCRUPULES bij dat soort zaken.
A
lacunes
B
gewetensbezwaren
C
mogelijkheden

Slide 46 - Quiz


LAATSTE VRAAG:

Slide 47 - Diapositive


Is lezen belangrijk?
A
JA
B
NEE

Slide 48 - Quiz

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

Uitslag: 
6 fout of meer: 1F
4-5 fout: 2F
2-3 fout: 3F 
0-1 fout: 4F 

Slide 51 - Diapositive