Übung voltooit deelwoorden

Übung Voltooid Deelwoord
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Übung Voltooid Deelwoord

Slide 1 - Diapositive

regels voor het maken van voltooid deelwoorden

Slide 2 - Carte mentale

schwache Verben
- Het voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt op een –t (dus nooit op een –d). Als het werkwoord in het Nederlands zwak is, dan (meestal) ook in het Duits!
- Werkwoorden die een voorvoegsel (-be, -ver) hebben of die eindigen op –ieren hebben geen ge- in het voltooid deelwoord!
- De voltooide tijd gaat met haben of sein, net als in het Nederlands.

Slide 3 - Diapositive

voltooid deelwoord van hören

Slide 4 - Question ouverte

voltooid deelwoord van spielen

Slide 5 - Question ouverte

voltooid deelwoord van studieren

Slide 6 - Question ouverte

voltooid deelwoord van besuchen

Slide 7 - Question ouverte

Starke Verben
het voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt net als in het Nederlands op -en. Als het werkwoord in het Nederlands sterk is dan (meestal) ook in het Duits.
De voltooide tijd gaat met haben of sein, net als in het Nederlands.
In de Lernliste op S. 132 staat het hele werkwoord + het voltooid deelwoord, dat leer je ook goed! 

Slide 8 - Diapositive

beschreiben
A
gebeschreibt
B
beschrieben
C
beschriebt
D
schriebt

Slide 9 - Quiz

laufen
A
gelaufen
B
gelauft
C
läuft

Slide 10 - Quiz

finden

Slide 11 - Question ouverte

Was musst du lernen?
beschrijven - beschreven = beschreiben - beschrieben
eten - gegeten (dieren) = fressen - gefressen
lopen - gelopen = laufen - gelaufen
springen - gesprongen = springen - gesprungen
vliegen - gevlogen = vliegen - geflogen
zwemmen - gezwommen = schwimmen - geschwommen

Slide 12 - Diapositive

gaan - gegaan = gehen - gegangen
heten - geheten = heißen - geheißen
komen - gekomen = kommen - gekommen
schrijven - geschreven = schreiben - geschrieben
vinden - gevonden = finden - gefunden

Slide 13 - Diapositive

Unregelmäßige Verben
hebben - gehad = haben - gehabt
zijn - geweest = sein - gewesen

Slide 14 - Diapositive

Jetzt du!
ik heb gehad

Slide 15 - Question ouverte

wij zijn gekomen

Slide 16 - Question ouverte

jullie hebben beschreven

Slide 17 - Question ouverte

jij hebt gespeeld

Slide 18 - Question ouverte

Ich kann die voltooide tijd machen
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage