Hoofdstuk 7. Drugs

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 7. Drugs
Je leert in dit hoofdstuk:
  • welke stoffen er in drugs zitten
  • wat de effecten van drugs zijn
  • hoe drugs gebruikt wordt
  • wettelijke regels die je moet kennen en hoe je die handhaaft
  • welke maatregelen je kunt nemen om drugs te weren

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Drugs zijn stoffen die de hersenen prikkelen en het
bewustzijn beinvloeden.
Drugs worden ingedeeld in:
harddrugs
en
softdrugs 

Slide 4 - Diapositive

Harddrugs zijn schadelijker voor de gezondheid dan softdrugs
A
niet waar
B
waar

Slide 5 - Quiz

Voorbeelden van synthetische drugs zijn:

A
hasj, wiet
B
cocaine, hasj
C
GHB, XTC
D
speed, XTC

Slide 6 - Quiz

Drugs kun je onderverdelen in:

  • stimulerend
  • verdovend
  • bewustzijnsveranderend

Slide 7 - Diapositive

Stimulerende drugs voorbeelden:


  • Cocaine
  • Speed
  • XTC

Slide 8 - Diapositive

Verdovende drugs zijn:



GHB

Slide 9 - Diapositive

Bewustzijnsveranderende drugs zijn:
  • Hasj
  • Wiet
  • XTC

Slide 10 - Diapositive

Drugs
Wetten en regels?

Slide 11 - Diapositive

Opiumwet
In de Opiumwet staan alle regels over drugs.

Bij deze wet horen 2 lijsten:
Opiumwet 1: Alle regels voor softdrugs
Opiumwet 2:  Alle regels voor harddrugs

Slide 12 - Diapositive

Gedoogbeleid
Iets gedogen = iets toestaan...
 Nederland hanteert voor softdrugs een gedoogbeleid
Voor eigen gebruik mag men:
  • maximaal 5 gram hasj of wiet
  • maximaal 5 hennepplanten
hebben


Slide 13 - Diapositive

Gedoogbeleid
Voor harddrugs: 
maximaal 0,5 gram voor eigen gebruik

Slide 14 - Diapositive

Gedoogbeleid voor coffeeshops:
A = niet afficeren (geen reclame)
H = geen harddrugs verkopen
O = geen overlast veroorzaken
J = geen jonge mensen toelaten         (onder de 18 jaar)
G = geen grote hoeveelheden verkopen ( 5 gr per persoon) of op vooraad hebben (niet meer dan 500 gr)
I = ingezetenencriterium, alleen verkopen aan mensen die in Nederland wonen

Slide 15 - Diapositive


Soorten harddrugs zijn:
A
hasj, wiet
B
tabak, cafeïne
C
cocaïne, GHB
D
XTC, speed

Slide 16 - Quiz

Stimulerende effecten van drugs gebruik kunnen zijn:
A
verwijde pupillen, stijve kaken
B
stuiptrekkingen, bewusteloosheid
C
veel moeten plassen, agressiviteit
D
overmoedigheid, slecht kunnen luisteren

Slide 17 - Quiz

Bewustzijnsveranderende effecten van drugs gebruik zijn:
A
veel praten
B
uren achter elkaar kunnen dansen
C
seksueel opgewonden
D
in elkaar zakken

Slide 18 - Quiz

Drugsverslaving kan zowel geestelijk als lichamelijk zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Zijn je doelen behaald?
* Ik weet het verschil tussen harddrugs en softdrugs     ja/nee
* Ik herken de effecten van verschillende soorten            ja/nee
drugs gebruik
* Ik weet globaal wat er in de Opiumwet staat en               ja/nee
weet wat het gedoogbeleid inhoud
* Ik kan drie voorbeelden van harddrugs noemen             ja/nee

Slide 20 - Diapositive