3.2 Geleidbaarheid en Weerstand

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

3.2 Geleidbaarheid en Weerstand

De weerstand R bereken je met:

1. R = I/U
2. R = U/I

We zien hier een (U,I)-diagram

1. Juist
2. Onjuist

De weerstand van een spanningszoeker is

1. heel groot
2. heel klein

Het dikkere draadje heeft een grotere

1. geleidbaarheid
2. weerstand

Dit (I,U)-diagram hoort bij een weerstand van

1. 0,35 Ohm
2. 2,9 Ohm

Bij een Ohmse weerstand is er een recht evenredig verband tussen

1. stroomsterkte en weerstand
2. spanning en weerstand
3. spanning en geleidbaarheid
4. spanning en stroomsterkte

Een Ohmse weerstand heeft een constante

1. weerstandswaarde
2. geleidbaarheid
3. spanning
4. stroomsterkte

Deze grafiek toont een recht evenredig verband

1. juist
2. onjuist

Dit (I,U)-diagram hoort bij een lampje. Als je de spanning opvoert, neemt de weerstand

1. toe
2. af

Hoe langer een draad, hoe kleiner zijn geleidbaarheid (en hoe groter zijn weerstand). Welke grafiek hoort bij de langere draad?

1. 1
2. 2

Bij welke grafiek(en) is er sprake van een Ohmse weerstand?

1. alleen 1
2. alleen 2
3. 1 en 2
4. geen van beide

Er geldt R = 1/G

1. juist
2. onjuist

Bereken de stroomsterkte in deze stroomkring