Herhaling verkeer na activiteit 5

• Verkeer
• Basisschool
• Groep 7

Verkeer

1. Pas op! Smog ontwikkeling.
2. Pas op! Er komt een trein aan.
3. Pas op! Je nadert een overweg zonder slagbomen.
4. Pas op! Je nadert een overweg met slagbomen.

De trein is voorbij. Tijl en Mats willen verder fietsen.
Mag dit nu?

1. Ja, want de spoorbomen gaan omhoog.
2. Ja, want de trein is voorbij.
3. Nee, want de auto’s mogen eerst gaan rijden
4. Nee, want de lichten zijn nog niet uit.

Wat betekent dit bord als jij rijdt?

1. Bij het volgende kruispunt heb ik voorrang.
2. Ik rijd op een voorrangsweg.
3. Ik heb geen voorrang.
4. Pas op: gevaarlijk kruispunt.

Wat betekent dit bord?

1. Ik moet stoppen bij het kruispunt.
2. Je mag deze straat niet inrijden.
3. Pas op, hier is een rotonde.
4. Pas op, hier is een gevaarlijk kruispunt.

Wie heeft voorrang?
A. De rode auto
B. De gele auto

1. Pas op, een gevaarlijk kruispunt.
2. Pas op, de weg houdt hier op.
3. Pas op, ga niet op het kruis staan.
4. Pas op, hier geldt de voorrang van rechts.

Wie heeft hier voorrang?

1. Auto
2. Fietser

Deze haaientanden staan op de weg. Dat betekent:

1. Jij hebt voorrang.
2. Jij moet voorrang geven aan bestuurders die van rechts komen.
3. Jij moet voorrang geven aan bestuurders die van rechts en van links komen.
4. Jij moet stoppen.

Wie heeft hier voorrang.

1. De fietser
2. De blauwe auto
3. De grijze auto

De rode auto rijdt op een onverharde weg.
Wie heeft er voorrang.

1. De witte auto.
2. De rode auto.

Welke regel geldt op een gewoon kruispunt zonder verkeersborden?

1. Geef voorrang aan bestuurders van links.
2. Geef voorrang aan bestuurders van rechts.

1. Let op! Je komt op een gevaarlijk kruispunt.
2. Jij hebt voorrang.
3. Het verkeer van links en rechts heeft voorrang.
4. Hier mag je niet verder rijden.

Hoe kunnen we fietsen op straat veiliger maken?

Hoe snel mogen auto's rijden in een fietsstraat?

1. 20 km/h
2. 30 km/h
3. 50 km/h