Schrijven - Column

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Vandaag:

Overtuigende tekst - column

Zakelijke brief (email)

Overtuigende tekst

• Je geeft je mening in de vorm van een stelling.

Mening: Ik vind dat drones verboden moeten worden.

Stelling: Drones moeten verboden worden.

• Daarna noem je argumenten om je mening te onderbouwen. 

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)

- een column

- een reactie op een forum

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)

- een reactie op een forum

- een column

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)

- een reactie op een forum

- een column

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel 'overtuigen'?

1. Hij wil dat je iets gaat doen.
2. Hij wil dat je iets gaat denken.
3. Hij wil je zijn mening geven.
4. Hij wil je informatie geven.

Opbouw overtuigende tekst

1. Inleiding

Je geeft aan waar je op reageert.

Je noemt het onderwerp van de tekst.

2. middenstuk

Hier komt jouw mening met argumenten 

(en het verwerpen van tegenargumenten)

3. slot

Hier zet je de conclusie. Daaronder je naam en woonplaats.

Wat is GEEN stelling?

1. Ik vind dat de avondklok moet stoppen.
2. De avondklok moet verkort worden.
3. Inkorten van de avondklok is beter.
4. De invoering van de avondklok is onzin.

Wat is een goed geformuleerde stelling?

1. Wat is een vaccin?
2. Vaccins zijn verboden.
3. Zoveel mogelijk mensen moeten zich laten vaccineren.
4. In het vaccin zit een microchip.

Wat is een goed argument bij de stelling:
Winkelen op bestelling moet kunnen.

1. Want dit is beter voor de ondernemers.
2. Want dan kan ik tenminste weer wat kopen.
3. Want dat is niet goed voor de economie.
4. Want anders wordt iedereen werkloos.

Geef één argument bij de stelling:
Alle examens moeten worden afgelast.

Geef je eigen mening in de vorm van een stelling.
Wat vind jij van de rellen in de grote steden?

In de inleiding noem je de bron van het artikel die je gelezen hebt.

1. Waar
2. Niet waar

Jouw argumenten geef je pas in het middenstuk.

1. Waar
2. Niet waar

Elk argument krijgt een eigen alinea.

1. Waar
2. Niet waar

In jouw column noem je ook tegenargumenten.

1. Ja
2. Nee
3. Alleen als je ze kunt weerleggen (wegstrepen).
4. Alleen als je het daar ook mee eens bent.

In het slot geef je een korte samenvatting van je tekst.

1. Waar
2. Niet waar