A3c : eerste 10 werkwoorden periode 3 + futur simple

A3c : eerste 10 werkwoorden periode 3 + futur simple
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

A3c : eerste 10 werkwoorden periode 3 + futur simple

Slide 1 - Diapositive

Vertaal: monter
A
thuis komen
B
ophalen
C
beginnen
D
omhoog gaan

Slide 2 - Quiz

Vertaal: wij dragen

Slide 3 - Question ouverte

Ik zal vallen
Ik ben gevallen
Ik viel
Ik ga vallen
Je tomberai 
Je suis tombé(e)
Je tombais
Je vais tomber

Slide 4 - Question de remorquage

Vertaal: wij luisteren

Slide 5 - Question ouverte

Hoe maak je de futur simple van de werkwoorden op -RE?
A
hele werkwoord + uitgangen van imparfait
B
hele werkwoord - e + uitgangen van avoir
C
hele werkwoord + uitgangen van avoir
D
hele werkwoord - e + uitgangen van imparfait

Slide 6 - Quiz

Vertaal: hij heeft gelopen
A
Il a marché
B
Il a entré
C
Il a monté
D
Il a rentré

Slide 7 - Quiz

Vertaal: wij zullen zoeken

Slide 8 - Question ouverte

Welk werkwoord kan je zowel met avoir als être in de passé composé vervoegen
A
payer
B
commencer
C
rentrer
D
monter

Slide 9 - Quiz

Vertaal: jullie betaalden

Slide 10 - Question ouverte

aur
ser
pourr
voudr
ir
fer
avoir
être
pouvoir
vouloir
aller
faire

Slide 11 - Question de remorquage

Vertaal: zij zullen zijn
A
ils seraient
B
ils sont
C
ils seront
D
ils êtront

Slide 12 - Quiz

Vertaal: wij zijn begonnen

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal: hij zal voetballen
A
il feront du foot
B
il feras du foot
C
il ferait du foot
D
il fera du foot

Slide 14 - Quiz