Passé composé avoir

Passé composé groep 24




Met hulpwerkwoord 'avoir'
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Passé composé groep 24




Met hulpwerkwoord 'avoir'

Slide 1 - Diapositive

Wat is het rijtje van 'avoir' in de tegenwoordige tijd? Dit heb je nodig om de passé composé te maken!

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

LEER DIT UIT JE HOOFD!!!L

Slide 4 - Diapositive

Wat zou 'j'ai mangé' betekenen?
(manger is eten)

Slide 5 - Question ouverte

Om 'gegeten' te krijgen haal je -er van manger af

Dat is bij ALLE werkwoorden op -er!

Bijv.: donner = geven
gegeven = donné

Uitzonderingen

être = été (geweest)
avoir = eu (gehad)
vouloir = voulu (gewild)
faire = fait (gedaan/gemaakt)
prendre = pris (genomen)

dus:
ik heb gehad= j'ai eu
ik heb gedaan/ gemaakt= j'ai fait 



Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Vertaal: zij hebben gegeven (donner)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal: Jullie hebben gekeken (regarder)

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Leer uit je hoofd:
- Het rijtje van 'avoir'
- er = é
- De uitzonderingen (niet op -er)

Slide 15 - Diapositive

Vertaal: Hij heeft gespeeld (jouer)

Slide 16 - Question ouverte