Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Anatomie en Fysiologie
Celleer + opdracht Weefsels (opdracht week 4)
Slide 1 - Diapositive
Doelstelling
Na deze les, het bestuderen van de lesstof en het maken van de opdrachten kun je in je eigen woorden vertellen over de cellen.
Slide 2 - Diapositive
TM Anatomie en fysiologie
module 2 - hfdst 1
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn kenmerken van een levende stof?
Slide 4 - Question ouverte
De cel
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Hoe is de hiërarchische opbouw van het organisme?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de definitief van een cel?
Slide 8 - Question ouverte
Bouw van de cel
Kern:
- kernmembraan
- kernplasma
Cytoplasma:
- bouwstoffen als water, eiwitten, koolhydraten, vetten en zouten
- organellen (structuren) als celmembraan, mitochondrien en ribosomen
Slide 9 - Diapositive
Celkern
Elke cel heeft één celkern (nucleus)
grootste organel van de cel.
stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan
bevat alle informatie voor de erfelijke eigenschappen
De celkern is onmisbaar voor de cel; zonder celkern kan de cel niet lang in leven blijven.
Slide 10 - Diapositive
Zoek de juiste antwoorden bij de nummers
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Celdeling
Meiose: geslachtelijke reductiedeling
Mitose: gewone celdeling
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Welke soorten weefsels zijn er?
Slide 16 - Question ouverte
Dekweefsel is/zijn:
A
bindweefsel, kraakbeen en bot
B
huid en slijmvlies
C
hersenen, ruggenmerg en zenuwen
D
spieren
Slide 17 - Quiz
Zenuwweefsel is/zijn:
A
hersenen, ruggenmerg en zenuwen
B
huid en slijmvlies
C
bindweefsel, kraakbeen en bot
D
spieren
Slide 18 - Quiz
Zoek in groepjes de namen bij de weefsels
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Bronnen
Boek TM Anatomie en fysiologie:
module 2 , hoofdstuk 1
Slide 21 - Diapositive
Huiswerk
Ga naar de planner
Bij lesweek 4 staat opdrachten cellen en weefsel.
Maak voor deze les de opdracht 1 en 2 van de cellen.
Slide 22 - Diapositive
Week 4
Weefsels
Slide 23 - Diapositive
Dekweefsels
Eigenschappen:
geen tussencelstof
ontbreken van bloedvaten
begrenzing van het lichaam
resorptie van voedingsstoffen
secretie: afscheiding van vocht door klieren
levenslange celdeling
Cylindrisch: spijsverteringskanaal
Kubisch: eenlagig eierstokken/nierkanaaltjes/ogen
meerlagig: zweet- melk- en speekselklieren
Plaveisel: huid/mondholte/slokdarm en vagina
Slide 24 - Diapositive
Eenlagig dekweefsel
Bestaat uit 1 laag cellen op plaatsen waar een hoge doorlaatbaarheid nodig is voor gassen en vloeistoffen:
Plaveiselepitheel
Kubisch epitheel
Cilindrisch epitheel
trilhaarepitheel
Slide 25 - Diapositive
Meerlagig
Heeft een beschermende functie:
Verhoornend plaveiselepitheel: opperhuid
Niet-verhoornend plaveiselepitheel: mond/slokdarm
overgangsepitheel: urineleider, -buis en -blaas
Slide 26 - Diapositive
Klierepitheel
Exocriene klieren: afvoerklieren, die zorgen voor de excretie of uitscheiding
Endocriene klieren: organen zonder afvoerbuis naar buiten of naar een inwendige holte, die hun producten, de hormonen, rechtstreeks aan het bloed afgeven.
Slide 27 - Diapositive
De longblaasjes bestaan uit
A
Plaveiselepitheel
B
Kubisch epitheel
C
Cilindrisch epitheel
D
Trilhaar epitheel
Slide 28 - Quiz
Klieren met inwendige (of interne) secretie (afscheiding) zijn exocriene klieren
A
Waar
B
Niet waar
C
----------------
D
----------------
Slide 29 - Quiz
Wat weet je van steunweefsel?
Slide 30 - Question ouverte
Soorten steunweefsel
Bindweefsel
Kraakbeenweefsel
Botweefsel
Vloeibaar steunweefsel
Slide 31 - Diapositive
De longen bestaan uit
A
Elastisch bindweefsel
B
Collageen bindweefsel
C
Vezelig of strafbindweefsel
D
Reticulair bindweefsel
Slide 32 - Quiz
Spierweefsel
Langgerekte cellen die voornamelijk uit eiwitten bestaande draden bestaan.
Dwarsgestreept spierweefsel; is aan te sturen met onze wil, voornamelijk te vinden in het skeletspierweefsel.
Glad spierweefsel; werkt buiten onze wil om, voornamelijk te vinden bij organen en bloedvaten
Hartspierweefsel; werkt autonoom d.m.v. een prikkkelautomaat.
Functie: zorgt voor normale lichaamshouding en voor het tot stand brengen van bewegingen.
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Vidéo
Zenuwweefsel
Zijn cellichamen met sterk vertakte uitlopers
Bouw zenuwweefsel (neuron)
Slide 35 - Diapositive
Huiswerk
Maak uit de opdracht 'Thema cellen en weefsels' 3, 4 en 5 en neem deze mee naar de volgende les
Lees uit TM Anatomie en Fysiologie de volgende hoofdstukken: Module 2 Bouwstenen: 2.1 Bouw van een cel; 2.2 Celstofwisseling; 2.3 Levensloop van de cel Module 3 Weefsels: 3.1 Dekweefsel: 3.2 Steunweefsel: 3.3 Spierweefsel: 3.4 Zenuwweefsel