1.3 Een verzuilde samenleving

Klascode voor de LessonUps: TJUDN
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Klascode voor de LessonUps: TJUDN

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen? 
  • Herhalen 1.1 & 1.2
  • Uitleg 1.3 Een verzuilde samenleving
  • Aan de slag => 1.2  Invul- open en gesloten vragen maken en nakijken.
  • Inlogcode LessonUps: TJUDN

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

In 1848 zijn dit de belangrijke namen
A
Thorbecke - Willem II
B
Thorbecke - Willem I
C
Willem I en Willem II
D
In 1848 zijn er geen belangrijke namen

Slide 4 - Quiz

Wat betekent censuskiesrecht?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Dat betekent helemaal niets!

Slide 5 - Quiz

Voor of na de grondwetswijziging van 1848?
De koning is onschendbaar.
A
Voor
B
Na

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste taken van de Tweede Kamer?
A
Wetten maken Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land
D
Wetten uitvoeren Recht spreken

Slide 7 - Quiz

Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
C
Recht om vragen te stellen
D
Geen enkel recht

Slide 8 - Quiz

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 9 - Quiz

Welke rechten hebben zowel de Eerste als de Tweede Kamer?
A
recht van enquête recht van begroting
B
recht van initiatief recht van begroting
C
recht van amendement recht van enquête
D
recht van amendement recht van initiatief

Slide 10 - Quiz

Wanneer je 18 bent mag je ook stemmen. Voor welke verkiezingen ontvang je GEEN stembiljet?
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Provinciale Staten .
D
Gemeenteraad

Slide 11 - Quiz

Wie heeft de wetgevende macht in de trias politica?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters
D
Koning

Slide 12 - Quiz

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 13 - Quiz


Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
75
B
100
C
150
D
225

Slide 14 - Quiz

Wat waren ook al weer Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan en die Thorbecke erg goed vond.
B
Vrijheidsrechten die in de grondwet sinds 1848 zijn vastgelegd, bedoelt om burgers te beschermen tegen de overheid,.
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden, want gelijkheid was erg belangrijk.
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg en stemrecht.

Slide 15 - Quiz

Op welke macht hebben burgers directe invloed bij verkiezingen?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht
D
Burgers hebben geen invloed

Slide 16 - Quiz

Een kamerlid komt met een wetsvoorstel. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?
A
Recht van interpellatie
B
Recht van amendement
C
Recht van initiatief
D
Recht van budget

Slide 17 - Quiz

Welk woord weg?
A
Recht van initiatief
B
Vraagrecht
C
Recht van interpellatie
D
Budgetrecht

Slide 18 - Quiz

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoordelijkheid

Slide 19 - Quiz

Wat houdt industrialisatie in?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de opkomst van landbouw.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Geen idee
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Wie is de grondlegger van het communisme?
A
Karl Marx
B
Jan Rudolf Thobecke
C
Joseph Stalin
D
Pieter Jelle Troelstra

Slide 22 - Quiz

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van de arbeiders en het besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 23 - Quiz

Communisten willen een eind maken aan de Sociale Kwestie door:
A
Sociale wetten te maken
B
Afschaffen van alle arbeid
C
Een revolutie
D
Door bezit af te schaffen. Alles is van iedereen!

Slide 24 - Quiz

Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.

1 De ergste misstanden verdwijnen
2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie.
3 Er komen sociale wetten
4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.

Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 25 - Quiz

Welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
nationaal-socialisme

Slide 26 - Quiz

Eind 19de eeuw werden VAKBONDEN opgericht. Waarom?
A
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere arbeidsomstandigheden.
B
Vakbonden kwamen op voor fabrieksbazen en eisten betere arbeidsomstandigheden.
C
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
D
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere woonomstandigheden.

Slide 27 - Quiz

Sociale wetten

A
Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
B
Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
C
Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
D
Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Slide 28 - Quiz

Hoe wordt de (sociale) wet die kinderarbeid voor kinderen onder de 12 jaar verbood genoemd?
A
Het Afschaffingswetje
B
Het Onderwijswetje
C
Het Schoolwetje
D
Het Kinderwetje van Van Houten

Slide 29 - Quiz

Wat houdt 'algemeen kiesrecht' in?
A
Stemrecht voor vrouwen
B
Stemrecht voor mannen die veel belasting betalen
C
Stemrecht voor mannen die daarvoor 'geschikt' waren.
D
Stemrecht voor mannen én vrouwen

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Wat was de Sociale Kwestie ook alweer? 
  • Een kwestie is een probleem
  • Eind 19e eeuw waren de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders waren duidelijk zichtbaar > sociale kwestie
  • Vooral in de steden was deze kwestie goed zichtbaar.

Slide 34 - Diapositive

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
  • Het kapitalisme is een systeem waar rijk en arm veel voorkomt. 
  • Alleen ‘de rijken’  (censuskiesrecht) mochten stemmen
  • Hierdoor bleven ‘de rijken’ aan de macht en was er weinig animo voor veranderingen

    Slide 35 - Diapositive

    Slechte leefomstandigheden

    Slide 36 - Diapositive

    Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
    was ongeveer 900 cent (9 gulden)

    Slide 37 - Diapositive

    Socialisme 
    = het willen verbeteren van de levensomstandigheden van de arbeidersklassen.
    Communisme

    • Revolutie is de enige optie!
    • Vechten voor een communistische staat
    • Karl Marx

    1917 Russische Revolutie


    Sociaal democraten:

    • Via de regeren en wetten de leefomstandigheden van de arbeidersklassen verbeteren.

    • Strijden voor algemeen kiesrecht

    Slide 38 - Diapositive

    Vóór de Woningwet...
    ...na de Woningwet

    Slide 39 - Diapositive

    Slide 40 - Vidéo

    Slide 41 - Lien

    Slide 42 - Diapositive

    Slide 43 - Diapositive

    Slide 44 - Diapositive

    Slide 45 - Diapositive

    Slide 46 - Diapositive

    Slide 47 - Diapositive

    Slide 48 - Vidéo

    Aan de slag! 

    • Maak de invulsamenvatting van  1.1 en 1.2 af 
    • Start met 1.3 . Gebruik hier je boek bij! 
    • Maak de gesloten vragen van 1.2, 1.2 en 1.3  in je reader.
    • De open vragen maak je in je schrift. Let op dat je je antwoorden goed formuleert. Herhaal de vraag. Zorg dat je je werk goed bijhoudt, dit moet je aftekenen! 

    Volgende les gaan we verder met 1.4 
    Nakijkbladen vind je op It's  Learning


    timer
    15:00
    In de volgende slide vind je de link naar Quizlet

    Slide 49 - Diapositive

    Slide 50 - Lien