Sprookjes

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Waar denk jij aan bij het woord sprookjes?

Sprookjes

Sprookjes

Waar komen sprookjes vandaan?

Waar herken je een sprookje aan?

Wat is volgens jou een sprookje?

Bespreek met je klasgenoot of je deze vraag al kan beantwoorden en zo ja, wat een sprookje dan precies is. 

Beschrijf nu in je eigen woorden wat volgens jou een sprookje is. Luister daarna naar de uitleg of lees de uitleg.

Uitleg over sprookjes.

Weet jij al goed wat een sprookje precies is en leek jouw antwoord op het juiste antwoord?

Probeer dan de volgende vragen te beantwoorden. Lukt het nog niet? Geen probleem! Kies dan voor de gele dia en bekijk eerst het filmpje.

Wat is de kracht van een sprookje?

1. Een sprookje eindigt altijd goed.
2. In een sprookje kun je door slim te zijn overwinnen.
3. Een sprookje maakt iedereen blij.
4. In een sprookje kun je door sterk te zijn overwinnen.

Wat is een ander woord voor sprookjes?

1. Mythes
2. Disneyverhalen
3. Volksverhalen
4. Romans

Waren jouw antwoorden goed?

Te gek! Ga zo door. 

Ging het nog niet helemaal vanzelf? Ga dan terug naar dia 6 en bekeek het filmpje over sprookjes. 

Hoe zijn sprookjes volgens jullie ontstaan?

Bespreek met je klasgenoot of je deze vraag al kan beantwoorden en zo ja, hoe zijn sprookjes volgens jullie dan ontstaan? 

Beschrijf in je eigen woorden hoe jij denkt dat sprookjes zijn ontstaan? Luister daarna naar de uitleg of lees de uitleg.

uitleg ontstaan sprookjes

Weet jij al goed hoe een sprookje ontstaan is en leek jouw antwoord op het juiste antwoord?

Probeer dan de volgende vragen te beantwoorden. Lukt het nog niet? Geen probleem! Kies dan voor de dia 6 en bekijk eerst het filmpje.

Hoe komt het dat veel sprookjes in het bos afspelen?

1. In de middeleeuwen had Europa nog veel bos, wat griezelig was.
2. Het bos is een gezellige plek voor een verhaal.
3. In het bos leven wolven en die horen in sprookjes.
4. Er wonen veel sprookjesfiguren in het bos.

Wie zorgden ervoor dat sprookjes steeds geschikter werden voor kinderen?

1. De gebroeders Kahn
2. De gezusters Kahn
3. De gezusters Grimm
4. De gebroeders Grimm

Waren jouw antwoorden goed?

Te gek! Ga zo door. 

Ging het nog niet helemaal vanzelf? Ga dan terug naar dia 6 en bekeek het filmpje over sprookjes. 

Wat zijn kenmerken van een sprookje?

Bespreek met je klasgenoot wat er in bijna elk sprookje terugkomt. 

Schrijf de antwoorden in 5 steekwoorden op of laat jullie antwoorden zien met 5 plaatjes, in de volgende dia. 

Welke onderdelen komen in bijna elk sprookje voor?

Beluister en lees de uitleg. 

Kenmerken sprookjes

Magie en fantasie

Goed einde

De precieze plaats en tijd is onbekend

Er zit altijd een les of boodschap verstopt in een sprookje

Uitleg kenmerken van sprookjes

Werk samen

Kies een klasgenoot waarmee je samen wil werken. 

Overleg samen welk van de sprookjes jullie willen gaan bekijken van deze website.

Voor welk sprookje hebben jullie gekozen?

Sprookje bekijken

Bekijk allebei het sprookje van jullie keuze. Dit kun je samen doen, maar het mag ook alleen.

Kies één van de volgende manieren om aantekeningen te maken die passen bij de kenmerken van een sprookje:

- maak een woordweb

- maak tekeningen

- noteer steekwoorden

- andere vorm van aantekeningen maken

Weet je niet meer hoe je ook al weer aantekeningen maakt? Bekijk dan eerst nog even dit filmpje over aantekingen maken.

Hoe heb jij je aantekeningen gemaakt? Maak een foto en plaats de foto hieronder!

Kenmerken

Bedenk nog eens wat de kenmerken van een sprookje ook alweer waren. Herinneren jullie ze nog?  

Bespreek dit met elkaar. Maak daarna samen de volgende opdrachten. 

Kenmerk 1: Magie en fantasie

Beschrijf in een paar zinnen hoe je magie en fantasie terugziet in dit sprookje.

Kenmerk 2: goed einde

Beschrijf hier in een paar zinnen hoe het sprookje eindigt.

Kenmerk 3: Tijd en plaats onbekend

Vertel zoveel mogelijk over de tijd en plaats in dit sprookje.

Kenmerk 4: boodschap

Welke levensles of boodschap zit er verstopt in dit sprookje?

Klassengesprek

Eindopdracht

Vanaf hier begint de eindopdracht. De eindopdracht wordt beoordeeld. Je krijgt hiervoor een cijfer. De punten waarop je beoordeeld wordt, vind je hier. 

Opdracht 1

Je hebt samen met een klasgenoot een sprookje bekeken. Kies één van de volgende opdrachten bij dit sprookje. 

* Maak een foto die past bij het sprookje.

* Speel of zoek een muziekstuk/lied dat past bij het sprookje. 

* Maak een kunstwerk dat past bij het sprookje.

Vind je dit lastig? Bekijk dan de volgende dia voor tips!

Denk bijvoorbeeld aan de volgende onderdelen die terugkomen in jouw foto/lied/kunstwerk:

- De magie 

- De personages

- De levensles/boodschap

- Het goede eind

- De plaats waar het sprookje zich in jouw hoofd afspeelt

Opdracht 2: Beschrijf uitgebreid hoe het komt dat jouw foto/lied/kunstwerk bij het sprookje past. Maak hele zinnen.

Opdracht 3

Luister naar dit audio-fragment. 

Uitleg opdracht 3

Stap 1

Kies één van de hoofdpersonen uit het sprookje dat je hebt bekeken. 

Stap 2

Schrijf één dagboekbladzijde alsof je de door jou gekozen hoofdpersoon bent. 

Beschrijf wat je hebt meegemaakt en wat dit met je deed. Hoe voel je je en welke gevoelens komen er boven?

Stap 3

Lees je dagboekfragment helemaal door. Let ook op de spelling en de zinsopbouw.

Stap 4

Wissel jouw dagboekfragment uit met de klasgenoot waarmee je eerder ook hebt samengewerkt. 

Stap 5

Geef feedback aan jouw klasgenoot door middel van het geven van tips en tops. 

Noteer 2 tops onder het dagboekfragment en

noteer 2 tips onder het dagboekfragment.

Bespreek daarna met elkaar de tips en tops. 

Stap 6

Verwerk de feedback wel of niet in jouw dagboekfragment. Als je niets doet met de feedback, zet dan onder aan je werk waarom je dit niet doet. 

Lever je werk in via de leertaak. 

Wat vond je van deze lessen over sprookjes?

1. Ik vond de lessen heel afwisselend.
2. Ik vond de lessen saai.
3. De lessen hebben me echt iets nieuws geleerd.
4. De lessen vond ik interessant om te maken.

Leg hieronder uit waarom je voor het vorige antwoord hebt gekozen.

Wat miste je in de lessen?

1. Ik had liever meer samengewerkt.
2. Ik had liever meer alleen gewerkt.
3. Ik had liever meer doe-opdrachten gehad.
4. Ik heb niks gemist.

Wat vond je het allerleukste aan deze lessen?

Beschrijf hieronder wat je hebt geleerd in deze lessen.