Taalcompleet A2 thema 2.2

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Taalcompleet thema 2.2

De superlatief

2.2 Groot, groter , het grootst

In thema 1.15 hebben jullie de comparatief geleerd. Nu leren jullie de superlatief.

klein - kleiner - het kleinst

groot - groter - het grootst

stil - stiller - het stilst

donker - donkerder - het donkerst 

Onregelmatige woorden

graag - liever - het liefst

goed - beter - het best

veel - meer - het meest

weinig - minder - het minst

Deze flat met zestien verdiepingen is het ______ (hoog).

Saphora wil het ________ (graag) naar Suriname op vakantie.

Een 8 is een goed cijfer voor een toets, maar een 10 is het ______ (goed).

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: veel

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: weinig

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: klein

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: duidelijk

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: goed

Maak een zin en gebruik de superlatief van het volgende woord: lekker