§3 Bijvoeglijk naamwoord + §5 Trappen van vergelijking

Na deze les kun je...
  • het bijvoeglijk naamwoord aanpassen qua vorm en plaats in de zin (herhaling Unité 1 §3)
  • Nodig voor trappen van vergelijking


1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Na deze les kun je...
  • het bijvoeglijk naamwoord aanpassen qua vorm en plaats in de zin (herhaling Unité 1 §3)
  • Nodig voor trappen van vergelijking


Slide 1 - Diapositive

§3 L'adjectif


Nu eerst de herhaling 
van de vorm en de plaats 
van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Vertaal:
het zwarte haar
A
les cheveux noires
B
les cheveux noirs
C
les noires cheveux
D
les noirs cheveux

Slide 8 - Quiz

Vertaal:
het grote meisje
A
la grand fille
B
la fille grande
C
la grande fille
D
la fille grand

Slide 9 - Quiz

Vertaal:
de oude vrouw
A
la femme vieux
B
la femme vieille
C
la vieilles femmes
D
la vieille femme

Slide 10 - Quiz

Vertaal:
het goede cijfer
A
la bonne note
B
la bon note
C
la note bonne
D
la bonnes note

Slide 11 - Quiz

THÈME 1: LA MUSIQUE FRANÇAISE
Écoute bien la chanson! Qui est-ce?
A
Maître Gims
B
Louane Emera
C
Black M
D
Aya Nakamura

Slide 12 - Quiz

THÈME 1: LA MUSIQUE FRANÇAISE
Écoute bien la chanson! Qui est-ce?
A
Soprano
B
Black M
C
Aya Nakamura
D
Ouane Emera

Slide 13 - Quiz

THÈME 1: LA MUSIQUE FRANÇAISE
Écoute bien la chanson! Qui est-ce?
A
Aya Nakamura
B
Black M
C
Louane Emera
D
Soprano

Slide 14 - Quiz

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Intouchables
B
Taxi
C
L'élève Ducobu
D
Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain

Slide 15 - Quiz

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Taxi
B
Intouchables
C
Qu'est-ce qu'on a fait au bon Dieu?
D
L'élève Ducobu

Slide 16 - Quiz

THÈME 2: LES FILMS FRANÇAIS
Comment s’appelle ce film français?
A
Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain
B
Qu'est-ce qu'on a fait au bon Dieu?
C
Intouchables
D
Taxi

Slide 17 - Quiz

§5 Trappen van vergelijking
  • vergrotende trap
  • overtreffende trap 
  • vergelijkende trap
   

Slide 18 - Diapositive

Hoe maak je in het Frans de vergrotende trap?
Bv. groter / interessanter
A
Plus + bijvoeglijk naamwoord
B
Super + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins + bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quiz

Pim est (groter)
A
le plus grand
B
moins grand
C
moins grand
D
plus grand

Slide 20 - Quiz

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?
Bv de grootste / de knapste
A
Plus + bijvoeglijk naamwoord
B
Super + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins + bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quiz

Pierre est (de rijkste)
A
plus riche
B
moins riche
C
le plus riche
D
riche

Slide 22 - Quiz

Marc is ouder dan Marie
A
Marc est plus vieux que Marie
B
Marc est aussi vieux que Marie
C
Marc est moins vieux que Marie
D
Marc est plus vieille que Marie

Slide 23 - Quiz

De vrienden zijn rijker dan zij.
A
Les amis sont plus riches qu'eux
B
Les amis sont plus riche qu'eux
C
Les amis sont plus richees qu'eux
D
Les amis sont plus rich qu'eux

Slide 24 - Quiz

De tas is net zo duur als de broek.
A
Le sac est aussi chère que le pantalon.
B
Le sac est aussi chers que le pantalon.
C
Le sac est aussi cher que le pantalon.
D
Le sac est aussi chères que le pantalon.

Slide 25 - Quiz

Dit is het grootste feest.
A
C'est le plus grand fête.
B
C'est la fête la plus grande.
C
C'est la fête le plus grand
D
C'est la plus grande fête.

Slide 26 - Quiz

Faites une phrase!
Maak een zin waarin je een van de twee volgende personen met elkaar vergelijkt. Denk eraan dat je het bijvoeglijk naamwoord goed toepast.

Slide 27 - Diapositive

STROMAE
MBAPPÉ

Slide 28 - Diapositive

Schrijf een zin over één van de twee personen.

Slide 29 - Question ouverte

Hoe goed ken jij de trappen van vergelijking?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Au travail!
Herhaal opdracht 11a,b en/of c van Unité 1 in je boek of online in eDition. Achterin je boek vind je ook nog extra opgaven (11e,f,g)

Slide 31 - Diapositive

Voilà, c'est tout.
Schrijf tot slot hieronder
wat je deze les hebt geleerd. Merci!

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive