03. Thema 5.2 Chromosomen en genen (1) 17-4

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 2: Chromosomen en genen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 2: Chromosomen en genen

Slide 1 - Diapositive

Maken Thema 1:

Vandaag
Huiswerk bespreken
Instructie § 5.2
Aan de slag § 5.2
Doelen checken
 Huiswerk opgeven

Huiswerk bespreken
Instructie § 5.2
Aan de slag § 5.2
Doelen checken
 Huiswerk opgeven
BK
KGT



5 min
2 min

Slide 2 - Diapositive

Maken Thema 1:

Huiswerk 17 april
Maken § 5.1: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1


Maken § 5.1: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1

BK
KGT

Slide 3 - Diapositive

Doel: Chromosomen en genen
  • Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtshormonen.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling VMBO 1
Thema 2 Basisstof 5: Celdeling

Hoe gaat celdeling in z'n werk?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Doel: Chromosomen en genen
  • Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtshormonen.

Slide 8 - Diapositive

In elke celkern zitten 46 chromosomen

Slide 9 - Diapositive

Inleiding
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen.

Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 10 - Diapositive

Chromosomenpaar
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen.
Die chromosomen komen voor in paren.

Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern
(2 x 23 = 46). Dit geldt voor alle lichaamscellen.

De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.

Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan; 23 dus.

Slide 13 - Diapositive

Celdeling
Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling.
Elke geslachtscel krijgt 1 chromosoom van elk paar.

Welke van beide chromosomen in een eicel of een zaadcel terechtkomt, hangt af van het toeval.

Slide 14 - Diapositive

Bevruchting
Bij bevruchting versmelten de kern van een eicel met de kern van een zaadcel.
De chromosomen uit de cellen komen dan bij elkaar.
Samen komen ze in de celkern van de bevruchte eicel terecht.

Slide 15 - Diapositive

De kern
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder.
De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen.

Van elk chromosomenpaar is 1 chromosoom afkomstig van de moeder en 1 van de vader.

Slide 16 - Diapositive

Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar.

Een vrouw heeft twee X-chromosomen: XX.

Slide 17 - Diapositive

XX
Bij het 23e chromosomenpaar op de vorige bladzijde staat geen nummer, maar XX.

Dit zijn de geslachtschromosomen.

Slide 18 - Diapositive

XY
Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend.

Een man heeft een X- en een Y-chromosoom: XY.

Slide 19 - Diapositive

Jongen of meisje
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn
of een Y.
Bij bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of XY.

De baby wordt dan een meisje (XX) of een jongetje (XY).

Slide 20 - Diapositive

Doel: Chromosomen en genen
  • Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtshormonen.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Maken Thema 1:

Huiswerk 18 april
Maken § 5.2: 1-5
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2


Maken § 5.2: 1-4 
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2

BK
KGT

Slide 23 - Diapositive

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive