Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Hoofdvragen van dit hoofdstuk
Hoe ziet je eigen omgeving er uit?
Wat zijn de kenmerken van huizen en buurten?
Slide 1 - Diapositive
Beschrijf je huis. Hoe ziet het er uit?
Slide 2 - Question ouverte
Beschrijf de buurt waar je woont. Hoe ziet het er uit?
Slide 3 - Question ouverte
Inrichting
Het gebruik van ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie.
= ingericht landschap
= ruimtegebruik
Slide 4 - Diapositive
Wijken en buurten
Je 'eigen omgeving' is het gebied rond je eigen huis waar je bijna dagelijks komt.
Een wijk is een deel van een dorp of een stad.
Een wijk bestaat vaak uit meerdere buurten (aantal straten).
Slide 5 - Diapositive
goedkope woning
dure woning
Slide 6 - Diapositive
'Inrichting'
Wat betekent dat?
> Hoe de ruimte in een gebied wordt gebruikt. Bv. om te wonen, te werken, te sporten enz.
Hoe wordt dit gebied gebruikt? >
Slide 7 - Diapositive
De inrichting verschilt van wijk tot wijk en van buurt tot buurt.
Sommige buurten hebben vooral veel woningen, andere hebben vooral veel voorzieningen.
Iets waar bewoners van een wijk gebruik van kunnen maken, zoals een winkel of school.
Slide 8 - Diapositive
Vandaag:
> Welke soorten woningkenmerken zijn er?
- Wat is de betekenis van 'je eigen omgeving'?
- Welke soorten ruimtegebruik zijn er in een (woon)wijk?
- Welke kenmerken hebben woningen?
Slide 9 - Diapositive
Dorp
Stad
Slide 10 - Diapositive
Over je eigen omgeving: waar woon jij?
In een dorp
In een stad
Slide 11 - Sondage
Check up:
ken je deze woorden?
Gewoon proberen, fouten maken mag! :)
Slide 12 - Diapositive
Eigen omgeving
Gebied
Wijk
Buurt
Voorzieningen
Gebied rond jouw huis
Een groot of klein stuk van het aardoppervlak
Deel van een dorp of stad
Deel van een wijk
Diensten die iedereen gebruikt
Slide 13 - Question de remorquage
Voorzieningen
Een wijk heeft naast huizen ook voorzieningen: 'iets waar bewoners van een wijk gebruik van kunnen maken, zoals een winkel, school, bibliotheek, dokterspraktijk, park of speelveldje'.
Kenmerk: alle bewoners van een wijk kunnen er gebruik van maken.
Slide 14 - Diapositive
Bedenk een ander voorbeeld van een voorziening die jij gebruikt.
Slide 15 - Question ouverte
Wat zijn voorbeelden van voorzieningen?
Slide 16 - Question ouverte
Je moet de verschillen kennen tussen woningen.
Slide 17 - Diapositive
meergezinswoningen
eengezinswoning
Slide 18 - Diapositive
Verschil eengezinswoning en meergezinswoning?
Eengezinswoning: woningen die bestemd zijn voor één gezin. Je kunt er ook alleen of met z'n tweeeën wonen. Voorbeeld: vrijstaand huis, 2-onder-1-kap, rijtjeshuis.
Meergezinswoning: Meerdere gezinnen wonen in hetzelfde gebouw. Voorbeeld: flat, appartement.
Slide 19 - Diapositive
hoogbouw
laagbouw
Slide 20 - Diapositive
koopwoning
huurwoning
Slide 21 - Diapositive
Kenmerken van woningen
Is jouw huis...
een één of meergezinswoning?
laagbouw of hoogbouw?
huur of koop?
duur of goedkoop?
Slide 22 - Diapositive
Woon jij in een eengezinswoning, of een meergezinswoning?
Eengezins
Meergezins
Anders
Slide 23 - Sondage
This is a
A
Eengezinswoning
B
Meergezinswoning
C
Hoogbouw
D
Laagbouw
Slide 24 - Quiz
A
Eengezinswoning
B
Meergezinswoningen
C
Hoogbouw
D
Laagbouw
Slide 25 - Quiz
• Rood = Centrumzone (Bisonspoor, met winkelcentra)