synoniemen

Synoniemen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Synoniemen

Slide 1 - Diapositive

Weet je wat een synoniem is?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Vidéo

Wat is een synoniem?
(eigen woorden)

Slide 4 - Carte mentale

Sleep de synoniemen naar elkaar.
ochtend
slapheid
bleek
explosie
schande
ontploffing
blank
schandaal
zwakte
voormiddag

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de synoniemen naar elkaar
LET OP:
nu ook op tijd

Slide 6 - Diapositive

Sleep de synoniemen naar elkaar.
timer
1:00
leugenaar
zoenen
voorspelling
delinquent
afwas
crimineel
kussen
vaat
prognose
bedrieger

Slide 7 - Question de remorquage

Sleep de synoniemen naar elkaar.
timer
1:00
cipier
chantage
expositie
boos
gevangenis
tentoonstelling
gevangenbewaarder
bajes
afpersing
kwaad

Slide 8 - Question de remorquage

Een woord kan meerdere synoniemen hebben

Je hebt 45 seconden !!!

Slide 9 - Diapositive

Welk woord is geen synoniem van

CIRCULEREN
A
rondgaan
B
in omloop zijn
C
rondschrijven
D
in een kring bewegen

Slide 10 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

KLETSEN
A
praten
B
botsen
C
babbelen
D
zwammen

Slide 11 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

CHECKEN
A
opzoeken
B
natrekken
C
verifiëren
D
betalen

Slide 12 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

VERSTANDIG
A
moeilijk
B
aan te raden
C
raadzaam
D
wenselijk

Slide 13 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

VOORTDUREND
A
constant
B
abrupt
C
aanhoudend
D
steeds

Slide 14 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

AANDACHTIG
A
ernstig
B
zorgvuldig
C
nonchalant
D
opmerkzaam

Slide 15 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

IMITEREN
A
tekenen
B
navolgen
C
nabootsen
D
nadoen

Slide 16 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

ZELDEN
A
soms
B
somtijds
C
nu en dan
D
dikwijls

Slide 17 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

KREET
A
gil
B
schreeuw
C
roep
D
garnaal

Slide 18 - Quiz

Welk woord is geen synoniem van

SLOPEN
A
afvallen
B
afbreken
C
mollen
D
verwoesten

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo