3vm-3-10-Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Slide 2 - Carte mentale

Noem enkele voorbeelden van een voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 3 - Carte mentale

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 4 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 5 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 6 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 7 - Diapositive

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 8 - Diapositive

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

6. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 9 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

Slide 10 - Diapositive

Wat is eigenlijk een sterk werkwoord?

Slide 11 - Carte mentale

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:
beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben
zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

We gaan oefenen!
Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Slide 14 - Diapositive

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 15 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wo hast du Tennis ____(spielen)?

Slide 16 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 17 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 18 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 19 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe ein großes Haus ___________. (mieten)

Slide 20 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe mit ihm____(chatten)

Slide 21 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe in den Ferien viel ____ (arbeiten)

Slide 22 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 23 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 24 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 25 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 26 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 27 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe gestern einen Kuchen ______(machen)

Slide 28 - Question ouverte

We gaan oefenen!
Maak een voltooide zin.
Bijvoorbeeld: 
Ich wohne in Voorburg = Ich habe in Voorburg gewohnt. 

Slide 29 - Diapositive

Meine Schwester wohnt in Zierikzee.

Slide 30 - Question ouverte

Meine Oma tanzt gerne.

Slide 31 - Question ouverte

Mein Bruder arbeitet als Lehrer.

Slide 32 - Question ouverte

Ich bestelle das Essen.

Slide 33 - Question ouverte

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 34 - Question ouverte

Slide 35 - Diapositive