De juiste Hoofdstuk 6 Nederland: klimaat en duurzaamheid

Toets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Toets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid

Slide 1 - Diapositive

Kijk naar het plaatje. Waar vindt het versterkt broei-kaseffect plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quiz

Wat heeft CO2 te maken met het broeikaseffect?

Slide 3 - Question ouverte

Waarom is leven op aarde niet mogelijk zonder broeikaseffect?

Slide 4 - Question ouverte

Iemand zegt: ‘Er rijden steeds meer elektrische auto’s op de weg. Dat is duurzaam volgens veel mensen. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Want hoe wordt de elektriciteit opgewekt?’
In welk geval is elektrisch rijden echt duurzaam en in welk geval niet?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe komt het dat fossiele brandstoffen opraken?
A
Het duurt miljoenen jaren om te maken
B
Het is veel te duur
C
We kunnen ze niet meer vinden
D
Ze zijn veel te ouderwets

Slide 6 - Quiz

Nederland loopt achter bij de andere Europese landen in de energietransitie. Noem twee redenen waardoor dat komt.
(dus wat heeft Nederland bijv. niet?)

Slide 7 - Question ouverte

Waardoor stijgt de zeespiegel? Noteer twee redenen.

Slide 8 - Question ouverte

In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.

Slide 9 - Quiz

Duurzame energiebronnen
Fossiele brandstoffen

Slide 10 - Question de remorquage

Schrijf de letters op van de zinnen die goed zijn
1 In Nederland wordt al zo veel windenergie opgewekt, dat er niet nog
meer windenergie kan worden opgewekt.
2 Recycling is een vorm van duurzaam gebruik.
3 Wereldwijd neemt het gebruik van fossiele brandstoffen al af.
4 Windenergie wordt vooral in het westen van Nederland opgewekt.
A
1-2
B
3-4
C
1-3
D
2-4

Slide 11 - Quiz

In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.

Slide 12 - Quiz

Hieronder staan vier energiebronnen die in Nederland worden gebruikt. Zet ze in de volgorde van de energiebron die het meeste gebruikt wordt, tot de energiebron die het minste wordt gebruikt. 
1= meest gebruikt, 4= minst gebruikt
1
2
3
4
Biomassa
Fossiele brandstoffen
Windenergie
Zonne-energie

Slide 13 - Question de remorquage

Beoordeel de stellingen:
1. Aardwarmte is een duurzame energiebron.
2. Aardolie is een niet hernieuwbare energiebron.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van de stellingen is juist

Slide 14 - Quiz

Ook moeten we klimaatneutraal gaan leven. Dit betekent dat onze manier van leven....
A
een mooie bijdrage levert aan de opwarming van de aarde
B
geen bijdrage levert aan de opwarming van de aarde

Slide 15 - Quiz

Leg uit wat je op het plaatje ziet?
Door welke twee oorzaken kunnen wij zulke 'dingen' in Nederland goed maken?

Slide 16 - Question ouverte

Meer CO2 in de lucht
Sleep de stappen naar de juiste plek
Verbruik van fossiele brandstoffen
Temperatuur op aarde neemt toe
Klimaatverandering

Slide 17 - Question de remorquage

De zeespiegel aan de kust van Nederland stijgt met zo’n 2 mm per jaar. Het land in Groningen daalt 17 mm per jaar.

Hoeveel mm is de relatieve zeespiegelstijging in Groningen per jaar?

A
2 mm
B
15 mm
C
17 mm
D
19 mm

Slide 18 - Quiz

Wat is een nadeel van het gebruik van fossiele energiebronnen?
A
Ze zijn moeilijk te vervoeren.
B
Ze leveren niet voldoende energie op.
C
Ze veroorzaken geen milieuvervuiling doordat ze CO2 uitstoten.
D
Door het gebruik raakt de natuurlijke voorraad op.

Slide 19 - Quiz

Is het in steden in het algemeen warmer of kouder dan op het platteland?
Leg je antwoord op de vraag uit. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten

Slide 20 - Question ouverte