WRE 2AHA - Formuleren - §7 Verbanden aanbrengen tussen zinnen

Nederlands
Zet je tas tegen de gele muur en leg je spullen op tafel
Cursus 6 - Formuleren
timer
5:00
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Zet je tas tegen de gele muur en leg je spullen op tafel
Cursus 6 - Formuleren
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

PLANNING
  • Nakijken hw
  • Lesdoelen
  • Herhalingsvragen
  • Uitleg: verbanden aanbrengen tussen zinnen
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

  • Je kunt verbanden aanbrengen in je eigen schrijfwerk door verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aan te brengen.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 4 - Diapositive

Synoniemen zijn woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, zoals hondjes, viervoeters en beestjes.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem voor 'leerling'?

Slide 6 - Carte mentale

Heb je me soms niet goed verstaan?
A
APO
B
OPA
C
POA
D
PA

Slide 7 - Quiz

De ruzie tussen Max en Joep was, ondanks een poging tot bemiddeling door hun vrienden, nog steeds niet opgelost.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 8 - Quiz

Die markante, hoog boven de overige gebouwen uitstekende fabriekspijp is gesloopt.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 9 - Quiz

Vul de zin aan: Een zin met twee of meer persoonsvormen noem je een...

Slide 10 - Question ouverte

Gerda is erg zenuwachtig. Ze heeft vanmiddag haar boekbespreking.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 11 - Question ouverte

Ik heb bij vier van de acht vragen niets ingevuld. Ik heb vast een onvoldoende.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 12 - Question ouverte

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Deze behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 13 - Diapositive

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt verbanden leggen door middel van signaalwoorden

Slide 14 - Diapositive

Zinnen binnen een tekst houden vaak verband met elkaar.
Een tekst is voor een lezer of luisteraar beter te volgen als de schrijver/spreker de verbanden tussen (en binnen) de zinnen duidelijk aanbrengt.

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:
  • Verwijswoorden
  • Signaalwoorden


§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 15 - Diapositive

Uitlegfilmpje!

Slide 16 - Diapositive

Door middel van verwijswoorden, die terug- of vooruitwijzen naar een woord of (een deel van) een zin. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden:

- Persoonlijke voornaamwoorden, zoals: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun;
- Bezittelijke voornaamwoorden, zoals: zijn, haar, hun;
- Aanwijzende voornaamwoorden, zoals: deze, die, dit, dat;
- Bijwoorden, zoals: daar, waar, toen, zo;
- Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie, zoals waarmee, waarover, met wie, over wie;
- Betrekkelijke voornaamwoorden, zoals: die, dat, wie, wat.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 17 - Diapositive

Door middel van signaalwoorden. Vwo heeft nog 2 extra verbanden.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 18 - Diapositive

De Rolling Stones gaan weer op tournee. Doreen en Thijs, als enorme fans, vinden heel leuk dat de Rolling Stones weer op tournee gaan.

Verbind de twee zinnen met elkaar. Gebruik een verwijswoord.

Slide 19 - Question ouverte

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies Daardoor (oorzaak) of Daarom (reden)
A
Ik verveel me zo. Daarom kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.
B
Ik verveel me zo. Daardoor kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.

Slide 20 - Quiz

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies doordat (oorzaak) of omdat (reden).
A
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, doordat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.
B
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, omdat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.

Slide 21 - Quiz

Zag je die jongen [...] ik daarnet stond te praten? Dat is dus Jochem.
A
waarover
B
waarmee
C
met wie
D
waar

Slide 22 - Quiz

Volgens onze mentor blijft de halve klas zitten als we zo doorgaan, [...] natuurlijk erg overdreven is.
A
wat
B
dat
C
waar
D
die

Slide 23 - Quiz

Reden: Tim is nog niet naar huis, [...] ik zag hem net nog bij de toiletten.

Slide 24 - Question ouverte