Bijvoeglijk naamwoord (2 basis)

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Wat is een ZN?

Slide 2 - Carte mentale

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 3 - Diapositive

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 4 - Diapositive

Hoe schrijf je BN?
- De meeste BN hebben een korte en lange vorm: 
mooi, mooie / lang, lange / blauw, blauwe
- Soms moet je bij de lange vorm iets veranderen:
tof  > toffe
vies > vieze
rood > rode

Slide 5 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
De
B
blonde
C
man
D
daar

Slide 6 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 8 - Diapositive

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 9 - Quiz

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 10 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
lieve
B
morgen
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 12 - Quiz

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 13 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 15 - Question ouverte

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
De film die wij nu kijken is erg saai.

Slide 16 - Question ouverte

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
De hoge boom werd uit onze nieuwe tuin verwijderd.

Slide 17 - Question ouverte

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Onze favoriete mentor kreeg een mooi cadeau.

Slide 18 - Question ouverte

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Question ouverte

Aan de slag
Maken les 37

Slide 20 - Diapositive