week 48, les 1, Wiederholung Grammatik K2

Planung

  • Rückblick
  • Wiederholung Grammatik
  • Schreiben: Meinung äußern
  • Wortschatz
Donnerstag 28. November 2024
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planung

  • Rückblick
  • Wiederholung Grammatik
  • Schreiben: Meinung äußern
  • Wortschatz
Donnerstag 28. November 2024

Slide 1 - Diapositive

Klassenregeln
-Respekt (sehr sehr wichtig!!!!!)

- Nicht essen (toch eten = corvee)
- Buch und Laptop immer mitbringen
- Handy im Telefonbox
-Kein Toilettenbesuch
- Keine Jacke, Kappe, Kopfhörer usw.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Lernziel

-Je kent de regels van de grammatica en kunt ze toepassen

-Je kunt vragen naar een mening en je mening geven

Slide 4 - Diapositive

Wiederholung Grammatik
Naamvallen
&
der/ein Gruppe

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Staat één van deze voorzetsels in de zin dan kun je meteen de tabel aflezen.

Slide 7 - Diapositive


Welke woorden zijn afhankelijk van de naamval:

  • Persoonlijk voornaamwoorden (mir, mich, dir, dich usw.)
  • Bepaald lidwoord (der, die, das)
  • Onbepaald lidwoord (ein, eine) (kein, keine)
  • Bezittelijk voornaamwoorden (mein, dein, sein, usw.)


Slide 8 - Diapositive

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord (1e)
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord (1e)
mij
jou
hem
zij
uns
jullie
het
u
haar
mich
euch
ihn
es
uns
dir
sie 
Ihnen
ihr

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden
uw
jullie
hun
ons
zijn
mijn
jouw
haar
mein-
dein-
sein-
ihr- (ev)
uns-
euer- / eure-
ihr- (mv)
Ihr-

Slide 13 - Question de remorquage

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het

worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das

Wanneer gebruik je welk lidwoord?


Slide 14 - Diapositive

Geslacht: der, die of das? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

meervoud: die (ongeacht het geslacht)

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

Slide 15 - Diapositive

herhaling: der, die, das und die

Slide 16 - Diapositive

der
die
das
Projekt
Haltestelle
Schwester
Onkel
Ärztin
Shirt
Adresse
Halbbruder
Haar
Mann
Land
Freund

Slide 17 - Question de remorquage

Meervouden zoals Hausaufgaben, Ferien, Eltern en Freundinnen krijgen altijd het lidwoord:

Slide 18 - Question ouverte


Op de vorige 2 slides stonden de lidwoorden allemaal in de 1e naamval. 
De volgende vragen gaan over het lidwoord in de 3e en 4e naamval. Denk aan de stappen die je neemt:

1. Bij welke naamval hoort het voorzetsel in de zin?
2. Welk lidwoord krijgt het zelfstandig naamwoord in de 1e naamval?
3. Kijk in de tabel wat het lidwoord moet zijn.

Let op het verschil tussen de/het, een en de bezittelijk voornaamwoorden!

Slide 19 - Diapositive

Danke für (de) ____________________ Hilfe!
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 20 - Quiz

Er geht durch (de) _________________ Schule.
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 21 - Quiz

Ich komme auch zu (jouw) __________________ Verein (m).
A
dein
B
deiner
C
deinem
D
deine

Slide 22 - Quiz

Ich komme gerade von (een) __________________ Hilfsorganisation (v).
A
einer
B
einem
C
einen
D
eine

Slide 23 - Quiz

Wir sind gegen (haar) ________ Angaben (mv).

Slide 24 - Question ouverte

Seit (mijn) ________ Unfall (m) habe ich Schmerzen.

Slide 25 - Question ouverte

Ich fahre zu (jouw) _______ Schule.

Slide 26 - Question ouverte

Ich bin sehr zufrieden mit (het) _____ Projekt.

Slide 27 - Question ouverte

Wir sind von (de) ____________ Feuerwehr (v).

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Schreiben


Meinung äußern, ab Seite 238

Aufgabe 30, 32 und 33
Aufgabe 30 online, 32 und 33 im Buch

Slide 30 - Diapositive

Hausaufgaben
Machen: 
Aufgabe 19 bis zum 25, ab Seite 68
und 
Aufgabe 30,
(Aufgabe 30 kan alleen online)

Lernen:
Lernlisten Seite 128 und 129
+ Grammatik A und B
+ Sprachmittel D-N

Slide 31 - Diapositive

Ga naar: play.blooket.com

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Ich bin gegen (de) _________________ Ausflug (m).
A
den
B
dem
C
der
D
das

Slide 34 - Quiz

Ohne (uw) _________________ Projekt funktioniert es nicht.
A
Ihrem
B
Ihre
C
Ihren
D
Ihr

Slide 35 - Quiz

Wir kümmern uns um (onze) __________________ Hausaufgaben (mv).
A
unserem
B
unseren
C
unserer
D
unsere

Slide 36 - Quiz