3 vwo - chapitre 3 - bron C imparfait

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

PROGRAMME

• Absentie
• Phrases-clés
• Overhoren vocabulaire A
• Uitleg bron C imparfait (herhaling)
• Au travail

Wat was het onderwerp van hoofdstuk 5?

Traduis en néerlandais:
1. Tu as passé un bon week-end?
2. Oui, super! J'ai été à un concert de Madéon

Traduis en néerlandais:
1. C'était comment?
2. C'était vraiment incroyable! Madéon jouait très bien.

Vocabulaire A

Overhoring

Wat betekent:

beaucoup de monde

1. vol, gevuld
2. de modeshow
3. veel mensen
4. je overdrijft

Wat betekent:

le défilé de mode

1. vol, gevuld
2. de modeshow
3. het is maandag
4. je overdrijft

Wat betekent:

rempli

1. vol, gevuld
2. zeg mij
3. het is maandag
4. je overdrijft

Wat betekent:

dis-moi

1. daarentegen
2. zeg mij
3. het is maandag
4. je overdrijft

Wat betekent:

nous sommes lundi

1. daarentegen
2. bijwonen
3. het is maandag
4. je overdrijft

Wat betekent:

tu exagères

1. daarentegen
2. bijwonen
3. het is maandag
4. je overdrijft

L'imparfait

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t.  Bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep

hebben> ik had

gaan >> ik ging

en ga zo maar door !

Wanneer gebruik je de IMPARFAIT?

Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

Gewoonte: Tous les jours, j'allais chez ma grand-mère. (Ik ging)

Beschrijving: Le concert était super. (was)

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

1. nous-vorm van het werkwoord

2. "ons" eraf

3. juiste uitgang erachter (^jeais/^tuais/^il/elle/onait/^nousions/^vousiez/^ils/ellesaient)

Stam+uitgang

Exemples:

Je (porter) portais          (nous portons)

Elle (avoir) avait               (nous avons)

Tu (aller) allais                  (nous allons)

Nous (faire) faisions     (nous faisons)

Let op

De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig.

Ik ben = je suis

Ik was = J'étais

Er is = il y a

Er was = il y avait

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

il/elle/on

Nous

Vous

Ils / elles

Nous (imparfait) ___

1. avons
2. avions
3. aivons
4. avoins

vous (avoir, imparfait)

1. avions
2. avez
3. aviez
4. avons

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?

1. C'était
2. Nous chantons
3. Il y avait
4. Je voulais

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait.
Tu (regarder)
Nous (chercher)
Marc (trouver)
Vous (aller)

Zet onderstaande zinnen in de imparfait.
Je suis au concert.
Vous parlez anglais.
Elle a 15 ans.
Tu fais du sport?

AU TRAVAIL

Maken:

bron C opdracht 13b, 13c, 13d, 13e, 13f, 14, 15 blz. 13-16 van je WB

Leren:

vocabulaire B op blz. 40 van je WB