4.2 - Brugklas-Regelmatige ww op -er + woordjes

semaine 4, cours 2

1.Quel est le jour et la date    
2.Quel temps fait-il?    
3. Quel heure est-il?    


      
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

semaine 4, cours 2

1.Quel est le jour et la date    
2.Quel temps fait-il?    
3. Quel heure est-il?    


      

Slide 1 - Diapositive



Bonjour
On y va!


Regelmatige werkwoorden op -ER

Slide 2 - Diapositive

Herhaling/uitleg stof
  • Je kent nu twee Franse werkwoorden: 
          être en avoir
  • Dit zijn onregelmatige werkwoorden.

  • Nu gaan we een hele groep werkwoorden leren:
  •   De Regelmatige werkwoorden  die eindigen op -ER

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden op -ER
  • Er zijn veel Regelmatige werkwoorden op -er. 
  • Regelmatig wil zeggen: 
  •  - ze worden allemaal op dezelfde manier vervoegd
  •  - dus als je er één kent, ken je ze (bijna) allemaal

Kijk maar mee ---------->

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Deze werkwoorden op -ER ken ik: ...

Slide 7 - Carte mentale

Open je schrift 
  • Daar staat de uitleg van de présent (= o.t.t.)
  • van werkwoorden die eindigen op -ER

  • Houd deze uitleg erbij en maak de vragen op de volgende dia's.

Slide 8 - Diapositive

Noteer de stam van CHANTER?

Slide 9 - Carte mentale

Noteer de stam van CHERCHER

Slide 10 - Carte mentale

Schrijf nu het hele rijtje op van het werkwoord DANSER

Slide 11 - Question ouverte

Continuez
Oefen de werkwoorden op -ER
in Verbuga.eu

kies     aimer, chercher, trouver

daarna oefen je nog even met être, avoir
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

De regelmatige werkwoorden op ER
die snap ik
010

Slide 13 - Sondage

bijzondere werkwoorden op -er

Slide 14 - Diapositive

LET OP:

aimer
adorer
préférer
détester




+ le /la / les

+ zelfstandig naamwoord!


Tu aimes le tennis?

Elle adore la pizza.

Ils détestent les matchs.


Slide 15 - Diapositive

aimer              = houden van, leuk vinden
                                                  (2 woorden!)     

Slide 16 - Diapositive

wát vind je leuk?

ik vind voetbal leuk                 =  j'aime le foot

jij vindt dansen leuk               =  tu aimes la danse

 

aimer              = houden van, leuk vinden
                                                      

Slide 17 - Diapositive

wát vind je leuk?

ik vind voetbal leuk                 =  j'aime le foot

jij vindt dansen leuk               =  tu aimes la danse

 

aimer              = houden van, leuk vinden
                                                      

Slide 18 - Diapositive

adorer                = dol zijn op                    
                               (3 woorden) 

Slide 19 - Diapositive

wáár ben je dol op?

Ik ben dol op pizza                            = ..................... la pizza

zij zijn dol op hockey                       = ...................... le hockey

 

adorer                = dol zijn op                    
                                

Slide 20 - Diapositive

wáár ben je dol op?

Ik ben dol op pizza                            = j'adore la pizza

zij zijn dol op hockey                       = ils adorent le hockey

 

adorer                = dol zijn op                    
                             

Slide 21 - Diapositive

préférer             = liever hebben
                                                  (2 woorden!)     

Slide 22 - Diapositive

wát heb je liever?

jij hebt liever sport                    = ................. le sport 

hij heeft liever muziek             = ................. la musique


préférer = liever hebben
                    
                                

Slide 23 - Diapositive

wát heb je liever?

jij hebt liever sport                    = tu préfères le sport 

hij heeft liever muziek             = il préfère la musique


préférer = liever hebben
                     
                                

Slide 24 - Diapositive

détester = een hekel hebben aan, haten
                                         (4 woorden) 

Slide 25 - Diapositive

wáár heb je een hekel aan?

ik heb een hekel aan rap                   = ................. le rap

hij heeft een hekel aan muziek      = ................. la musique


détester = een hekel hebben aan, haten
                                         

Slide 26 - Diapositive

wat eet je ?

ik eet een   appel                = je mange une pomme

zij eet haar appel     = elle mange sa pomme

Vergelijk: 

Ik ben dol op pizza = j'adore la pizza


zij zijn dol op hockey = ils adorent le hockey


 


manger = eten               

Slide 27 - Diapositive

wáár heb je een hekel aan?

ik heb een hekel aan rap                   = je déteste le rap

hij heeft een hekel aan muziek      = il déteste la musique


détester = een hekel hebben aan, haten
                                         

Slide 28 - Diapositive

Ik hou van rapmuziek.



A
J'aimons le rap.
B
J'aimes le rap.
C
J'aimez le rap.
D
J'aime le rap.

Slide 29 - Quiz

Wij zijn dol op voetbal.
A
Nous adorons le foot.
B
Nous adorons foot.
C
Nous adorez le foot.
D
Nous adorons à foot.

Slide 30 - Quiz

Zij hebben een hekel aan pizza.
A
Ils détestent pizza.
B
Ils détestent à pizza.
C
Ils détestent la pizza.
D
Ils détestez pizza.

Slide 31 - Quiz

Zij is dol op dansen.
A
Elle adore danse.
B
Elle adore la danse.
C
Elle adorent la danse.
D
Elle adore à la danse.

Slide 32 - Quiz

Hebben jullie een hekel aan rugby?
A
Vous détestez le rugby?
B
Vous détestent rugby?
C
Vous détestez rugby?
D
Vous déteste le rugby?

Slide 33 - Quiz

Paul is dol op dansen.
A
Paul adore danse.
B
Paul adores la danse.
C
Paul adore la danse.
D
Paul adorez la danse.

Slide 34 - Quiz

Heb jij een hekel aan koekjes?
A
Tu détestes gâteaux?
B
Tu déteste les gâteaux?
C
Tu déteste gâteaux?
D
Tu détestes les gâteaux?

Slide 35 - Quiz

De bijzondere regelmatige werkwoorden op ER .........die snap ik
010

Slide 36 - Sondage

Au travail / zelfstandig aan het werk:
  1. Maak exercice op Learnbeat

  2.  Klaar? Oefen apprendre  8 (unité 3)

Slide 37 - Diapositive

Pak nu rustig je tas in.
Wacht op je stoel tot de bel gaat.
Schuif dan je stoel aan en verlaat het lokaal.

Slide 38 - Diapositive

et au revoir!!!

Slide 39 - Diapositive