2. Opbouw van de stad

2. Opbouw van de stad
Ga rustig zitten op je plek
Je boek en schrift liggen op tafel
Je jas en telefoon zijn aan de kapstok / in de kluis
Ga op de iPad vast in LessonUp
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2. Opbouw van de stad
Ga rustig zitten op je plek
Je boek en schrift liggen op tafel
Je jas en telefoon zijn aan de kapstok / in de kluis
Ga op de iPad vast in LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Stil beginnen
Lees: tekstje B180 - Model van de stad.

Beantwoord daarna voor jezelf deze vragen:
1. Welk onderdeel van de stad is het oudste?
2. Bij welke onderdeel van de stad horen wijken als de Rietlanden en de Delftlanden?

Klaar? Lees alvast verder in B182 - Grondprijs en ruimtegebruik.
timer
4:00

Slide 2 - Diapositive

In welk deel van de stad Emmen woon jij?
In het stadscentrum
In een woonwijk met oudere huizen
In een woonwijk met nieuwere huizen
In een dorp buiten Emmen

Slide 3 - Sondage

Wat gaan we leren?
Welke verschillende onderdelen een (Europese) stad heeft.

In welke volgorde die onderdelen zijn ontstaan.

Wat de functies van die stadsdelen zijn (waarvoor worden ze gebruikt).

Slide 4 - Diapositive

In Europa zijn al eeuwenlang steden.

Daardoor hebben bijna alle Europese steden een historische binnenstad - het stadsdeel dat er al het langste staat, met kerken, musea, oude huizen enz.

Slide 5 - Diapositive

Veel steden hebben daarnaast ook een moderner stadscentrum, waar de winkels en kantoren zijn.

Dit kan je de centrale zakenwijk of central business district (CBD) noemen. Deze gebouwen zijn veel nieuwer.

Slide 6 - Diapositive

Vlak om het centrum zijn de oudste woonwijken.

Toen vroeger fabrieken rond de stad werden gebouwd, moesten de arbeiders daar dichtbij kunnen wonen. Voor hen waren die oude woonwijken.

Slide 7 - Diapositive

Midden in de stad kwam steeds minder ruimte voor fabrieken en bedrijven, dus bedrijventerreinen kwamen steeds meer aan de rand van de stad.

Ze zijn daar ook beter bereikbaar voor bijvoorbeeld vrachtwagens.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer er nu nieuwe wijken bijkomen, moeten die aan de rand van de stad worden gebouwd. Van binnen naar buiten wordt de stad dus steeds jonger.

(Met uitzondering van de nieuwe gebouwen in het centrum).

Slide 9 - Diapositive

Als je daarvan een kaartje maakt, krijg je dit: het model van een (Europese) stad.

Slide 10 - Diapositive

Sleep de foto's naar het juiste stadsdeel.

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe een stad gebruikt wordt, verandert door de jaren heen.

Vroeger werd in de historische binnenstad gewoond, maar tegenwoordig zijn daar vooral kantoren en winkels. Die overgang noemen we cityvorming.

Slide 12 - Diapositive

Ook fabrieken en bedrijven gingen verplaatsen: van de rand van de binnenstad, naar de rand van de nieuwe buitenwijken.

Daar zijn ze beter bereikbaar voor bijvoorbeeld vrachtwagens.

Slide 13 - Diapositive

Dit hebben we geleerd:
Je kan benoemen uit welke onderdelen het model van de stad bestaat.

Je kan beschrijven op welke volgorde die onderdelen zijn ontstaan.

Je kan benoemen wat de functies van elk stadsdeel zijn (waar wordt het voor gebruikt).

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
Eerst: nakijken opdrachten vorige les.
Maak: de opdrachten uit deze LessonUp.

Hoe: in je schrift, gebruik het Basisboek en de info uit de LessonUp.
Met wie: je mag rustig samenwerken met je buur.
Hoe lang: tot het einde van de les.
Klaar? Werk alvast verder aan de volgende les: '3. Groei van de stad'.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 1
Lees B180.
a. Leg uit wat we bedoelen met een model van een stad.
b. Bekijk de figuur op de volgende slide. Neem de cijfers 1 t/m 6 over in je schrift en geef aan welk deel uit het model van de stad bij het cijfer hoort.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 1 - Antwoorden
a. Leg uit wat we bedoelen met een model van een stad.
Een overzicht van de onderdelen die (bijna) elke Europese stad heeft.
b. Bekijk de figuur op de volgende slide. Neem de cijfers 1 t/m 6 over in je schrift en geef aan welk deel uit het model van de stad bij het cijfer hoort.
1. Historische binnenstad
2. CBD/centrale zakenwijk
3. Oude woonwijken
4. Nieuwe woonwijken
5. Bedrijven/industrie
6. Groen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2
Lees B180.
a. Is de volgende stelling juist of onjuist? ‘De nieuwste woonwijken van een stad vind je vaak aan de rand van een stad.’
b. Leg je antwoord uit.
c. Waarom vind je de oude woonwijken van een stad vaak dicht bij het historische centrum?
d. Een treinstation ligt vaak niet midden in de historische binnenstad. Leg uit waarom een treinstation niet in de historische binnenstad te vinden is.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2 - Antwoorden
a. Is de volgende stelling juist of onjuist? ‘De nieuwste woonwijken van een stad vind je vaak aan de rand van een stad.’
Juist
b. Leg je antwoord uit.
Aan de randen van de stad is ruimte om te bouwen, dus daar komen nieuwe wijken.
c. Waarom vind je de oude woonwijken van een stad vaak dicht bij het historische centrum?
Omdat daar vroeger het werk was te vinden toen mensen naar de stad verhuisden.
d. Een treinstation ligt vaak niet midden in de historische binnenstad. Leg uit waarom een treinstation niet in de historische binnenstad te vinden is.
Omdat de trein later kwam dan de oudste gebouwen in de stad, en daarom moest het station aan de rand in plaats van midden in de stad.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 3
Lees B181. Het ruimtegebruik in een stad verandert voortdurend.
a. Welke functie hadden stadscentra vroeger vooral?
b. Welke functie hebben stadscentra vandaag de dag?
c. Hoe wordt deze verandering genoemd?
d. Bekijk de figuur op de volgende slide. Leg uit hoe je deze verandering in deze figuur terugziet.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 3 - Antwoorden
a. Welke functie hadden stadscentra vroeger vooral?
Er werd vroeger vooral gewoond in de centra.
b. Welke functie hebben stadscentra vandaag de dag?
Er wordt nu veel gewerkt en gewinkeld in stadscentra.
c. Hoe wordt deze verandering genoemd?
Cityvorming
d. Bekijk de figuur op de volgende slide. Leg uit hoe je deze verandering in deze figuur terugziet.
Op de afbeelding van vroeger zie je veel woonhuizen in het centrum van de stad, en op de afbeelding van nu zie je veel kantoorgebouwen waar gewerkt wordt.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 4
Lees B181.
a. Noem twee redenen waarom bedrijven vanaf 1960 zich voornamelijk aan de rand van steden gingen vestigen.
b. Wat gebeurde er met de oude bedrijventerreinen?
c. Bekijk de foto op de volgende slide. Waarom worden in steeds meer binnensteden vrachtwagens verboden?

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 4 - Antwoorden
a. Noem twee redenen waarom bedrijven vanaf 1960 zich voornamelijk aan de rand van steden gingen vestigen.
Omdat daar meer ruimte was voor grote bedrijvengebouwen, en omdat ze aan de rand van de stad beter bereikbaar waren.
b. Wat gebeurde er met de oude bedrijventerreinen?
Die kregen een andere functie, er werden bijvoorbeeld cafés en restaurants gemaakt.
c. Bekijk de foto op de volgende slide. Waarom worden in steeds meer binnensteden vrachtwagens verboden?
Omdat vrachtwagens te groot zijn voor de smalle straten in de oude binnenstad.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive