Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Verhoudingen 2F
Slide 1 - Diapositive
Hoe noemen we dit figuur?
Slide 2 - Question ouverte
Hoe noemen we dit figuur?
Slide 3 - Question ouverte
Hoeveel uur is een etmaal?
A
48
B
12
C
24
D
8
Slide 4 - Quiz
Welke breuk past bij 25%
A
1/2
B
1/4
C
1/6
D
1/8
Slide 5 - Quiz
welke decimaal getal past bij 15%
A
1/15
B
0.15
C
1,15
D
0.10
Slide 6 - Quiz
Hoeveel procent past bij de breuk 2/5
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%
Slide 7 - Quiz
hoeveel is 1/2 + 1/4
A
2/6
B
3/4
C
1/6
D
2/4
Slide 8 - Quiz
Hoeveel is 1/3+1/4
A
5/12
B
2/7
C
7/12
Slide 9 - Quiz
Hoeveel is 1/2 X 1/4
A
1/8
B
2/8
C
11/24
Slide 10 - Quiz
Hoeveel is 1/3 x 2/3
A
1/9
B
2/9
C
2/3
Slide 11 - Quiz
Hoeveel kg is 1 ton?
A
1.000.000 kg
B
100 kg
C
100.000 kg
D
1.000 kg
Slide 12 - Quiz
Hoe bereken je de omtrek?
A
Alle zijdes bij elkaar optellen.
B
Lengte x breedte
C
Lengte x breedte x hoogte
Slide 13 - Quiz
Hoeveel Euro (€) is 1 ton?
A
100.000
B
10.000
C
1.000
D
100
Slide 14 - Quiz
Doelen van de les:
Aan het einde van de les:
* kan ik verhoudingen vergroten en verkleinen
* kan ik verhoudingen vergelijken
Slide 15 - Diapositive
Eetwedstrijd
timer
0:20
Slide 16 - Diapositive
Wat zijn verhoudingen? (en kun je hier een voorbeeld van geven?)
Slide 17 - Question ouverte
Een verhouding
Verhouding geeft het verband aan tussen twee of meer getallen.
Bv. bij hoeveelheden, prijzen, aantallen
Slide 18 - Diapositive
Voorbeeld
Eén op de vier jongens draagt een bril.
Dus: van elke 4 jongens draagt 1 een bril en dragen 3 geen bril
De verhouding brildragers-niet brildragers 1:3
Slide 19 - Diapositive
Vergroten of verkleinen
Bij het vergroten of verkleinen van de getallen kun je een verhoudingstabel gebruiken. Je schrijft de getallen van de verhouding boven elkaar in een kolom van de verhoudingstabel.
Vergroten: Beide getallen met hetzelfde vermenigvuldigen.
Verkleinen: Beide getallen door hetzelfde delen.
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
Slide 22 - Diapositive
kilometers
8
uren
2
8
Slide 23 - Diapositive
Lana bakt een broccolitaart voor 6 mensen. Voor 2 mensen heeft ze 150 gram broccoli nodig.
Hoeveel gram broccoli heeft Lana nodig voor 6 mensen?
A
150
B
300
C
450
D
600
Slide 24 - Quiz
kilogram beton
150
vierkante meter
10
Slide 25 - Diapositive
Met 1 bouillonblokje kun je 0,5 liter bouillon maken. Dino wil 1,5 liter bouillon maken.
Hoeveel bouillonblokjes moet Dino gebruiken?
A
2
B
3
C
1
D
4
Slide 26 - Quiz
Peter fietst 30 kilometer in 60 minuten.
Hoe lang doet Peter over 10 kilometer?
Slide 27 - Question ouverte
Verhoudingen vergelijken
Slide 28 - Diapositive
Verhoudingen vergelijken
Je kunt verhoudingen met elkaar vergelijken. Als de hoeveelheden niet gelijk zijn, moet je de verhoudingen eerst omrekenen naar dezelfde hoeveelheid.
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
30 sportdrankjes van AA kosten 45,00 Euro
20 sportdrankjes van Dextro kosten 28,00 Euro
Welke is goedkoper?
euro
aantal
euro
aantal
Slide 31 - Diapositive
A
Textiel.nl
B
shirts.nl
Slide 32 - Quiz
De stoffenwinkel verkoopt 5 meter spijkerstof voor 11,50
De lapjesschuur verkoopt 3 meter spijkerstof voor 7,50.
Bij welke winkel is de spijkerstof naar verhouding het goedkoopst?