5.1 Genotype en fenotype 2VWO

Planning
  1.  PO inleveren
  2.  leerdoelen
  3. uitleg
  4. huiswerk opgeven
  5. (aan de slag met opgegeven huiswerk bij tijd over)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Planning
  1.  PO inleveren
  2.  leerdoelen
  3. uitleg
  4. huiswerk opgeven
  5. (aan de slag met opgegeven huiswerk bij tijd over)

Slide 1 - Diapositive

PO inleveren 
je krijgt hierna nog feedback op dit PO als onderdelen onvoldoende zijn, om te verbeteren. 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan omschrijven wat het genotype en het fenotype is.
  • Ik kan uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die nodig hebben. 

Begrippenlijst voor 5.1:
lichaamscellen - chromosomen - DNA - celdeling - dochtercel - gen/genen - genotype - genexpressie - fenotype

Slide 3 - Diapositive

Je lichaam bestaat uit cellen
Iedere lichaamscel 46 chromosomen, behalve zaadcel/eicel. 

Slide 4 - Diapositive

Ontstaan van genotype = meteen na de bevruchting van een eicel door een zaadcel. 

Slide 5 - Diapositive

Celdeling
Jouw hele lichaam is ooit begonnen bij één enkele bevruchte eicel.

Door celdeling ontstaan uit de bevruchte eicel ontstaan er meer dochtercellen.  

Die dochtercellen zijn kopieën van de bevruchte eicel.

Slide 6 - Diapositive

genotype 
 Het DNA in je chromosomen bevat informatie over duizenden eigenschappen. De stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een eigenschap, vormen een gen. 

Het DNA  in één lichaamscel, bevat alle erfelijke informatie. Deze complete informatie noem je het genotype

Slide 7 - Diapositive

Genexpressie
Elke celkern van je lichaam bevat precies dezelfde genen. 
Maar niet alle genen zijn actief in de alle cellen.
Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft.
De andere genen zijn niet actief.
Als een gen actief is, komt het gen tot uiting (in het fenotype). 
Het tot uiting komen van een gen wordt genexpressie genoemd.
 
De genexpressie verschilt per cel. 
Als een gen actief is, kan het een klein beetje tot erg actief zijn (bijvoorbeeld; cellen kunnen veel of weinig insuline maken. 


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Vragen?

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag met huiswerk voor morgen = 
Maak (online) 
van thema 5
 van basisstof 5.1
 opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 8 (+10)








Slide 12 - Diapositive

4-cijferige code
DNA

Slide 13 - Diapositive




<.         gen        .>

Slide 14 - Diapositive

Chromosomen/DNA
Elke celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. 

Deze chromosomen liggen als dunne draden in de celkern. 

Ze bestaan voor een groot deel uit de stof DNA.
 


Slide 15 - Diapositive