Gezondheid

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Gezondheid

Het lichaam

Wie is dit? Wat is dit?

Wie is dit?

1. dokter
2. tandarts
3. assistent
4. docent

Wat is dit?

1. ziekenhuis
2. apotheek
3. school
4. huisarts

Dit is...

1. het kruidvat
2. de action
3. de apotheek
4. de dokter

Wat is dit?

1. tablet
2. pil
3. drankje
4. zalf

Wat is dit?

1. zalf
2. pillen
3. tabletten
4. drankje

Wat is dit?

1. drankje
2. olie
3. pil
4. zalf

Ziek

Waar heeft Mirka pijn?

1. Hoofd
2. Voet
3. Rug
4. Koorts

Waar heb je last van?

Praat met elkaar (werkblad)

Welke zinnen kun je gebruiken?

Je bent ziek er komt een vriend bij je op bezoek. Geef antwoord op de vragen.
Hoe gaat het? Wat heb je dan?

Voer het gesprek

Je kind is ziek.  Je belt de school om te vertellen dat je kind ziek is.

Wat is de klacht van mevrouw Winter?

1. Hoofdpijn
2. Jeuk
3. Koorts
4. Armpijn

Hoelang heeft mevrouw Winter al last van de klacht?

Wat geeft de dokter aan mevrouw Winter?

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de
a

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de eu

Jij of u?

Jij, jou of u?

Werkblad

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de
oo

Bedenk zoveel mogelijk woorden met de
ui

Tom heeft pijn in zijn keel

1. Waar
2. Niet waar

Tom heeft last van zijn hoofd

1. Waar
2. Niet waar

Tom heeft koorts?

1. Waar
2. Niet waar

Tom krijgt twee recepten.

1. Waar
2. Niet waar

Medicijnen maken Tom beter.

1. Waar
2. Niet waar

Je bent al een paar dagen ziek. Je hebt hoofdpijn en koorts (39˚C).
Je neus zit dicht en je hoest veel. Je gaat naar de huisarts.
Vertel wat je klachten zijn.

Werkblad

Kijkvragen

Wat is er gebeurd?

Waar heeft Julan pijn?

Wie belt de buurvrouw?

Spoed? Ja of nee?

Werkblad

Spoed?

1. Ja
2. Nee

Spoed?

1. Ja
2. Nee

Spoed?

1. Ja
2. Nee

Spoed?

1. Ja
2. Nee

Waar is de mevrouw?

1. Bij de huisarts
2. In de apotheek
3. Bij de tandarts
4. Bij de supermarkt

Wie is er ziek?

1. Zij is zelf ziek
2. Haar moeder
3. Haar dochter
4. Zijn zoon

Wat zijn de klachten?

Wat koopt de mevrouw?