H6-1

H6-1
Voca: A,B + Phrases-clés: C

Spelregels quiz:
-Antwoord niet door de klas roepen (geen lawaai maken).
-Discussie over de vragen niet gewenst (rustig houden).
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H6-1
Voca: A,B + Phrases-clés: C

Spelregels quiz:
-Antwoord niet door de klas roepen (geen lawaai maken).
-Discussie over de vragen niet gewenst (rustig houden).

Slide 1 - Diapositive

Hoe vertaal je:
loin
A
het westen
B
ver (weg)
C
het noorden
D
het oosten

Slide 2 - Quiz

Hoe vertaal je:
tout près

A
het westen
B
heel dichtbij
C
(naar) links
D
heel dichtbij

Slide 3 - Quiz

Hoe vertaal je:
(naar) rechts
A
loin
B
à droite
C
tout droit
D
à gauche

Slide 4 - Quiz

Hoe vertaal je:
het station
A
tout droit
B
la gare
C
l'ouest
D
à gauche

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je:
le sud
A
het noorden
B
het oosten
C
het westen
D
het zuiden

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je:
là-bas
A
nee
B
daar
C
te voet, lopend
D
makkelijk

Slide 7 - Quiz

Hoe vertaal je:
à pied
A
makkelijk
B
voor niets
C
te voet, lopend
D
rechtdoor

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je:
met de fiets
A
à vélo
B
à pied
C
en bus
D
en train

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je:
C'est tout droit.
A
Is het ver?
B
Dan gaan wij met de bus.
C
Nee, het is 15 minuten lopen.
D
Het is rechtdoor.

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je:
Is het ver?
A
à vélo
B
à pied
C
Alors, on y va en bus.
D
C'est loin?

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je:
le conseil
A
de tip, het advies
B
jammer
C
bijna
D
de activiteit

Slide 12 - Quiz

Hoe vertaal je:
het strand
A
rêver
B
la plage
C
la boulangerie
D
C'est loin?

Slide 13 - Quiz

Hoe vertaal je:
selon moi
A
je wilt
B
goede reis
C
volgens mij
D
de activiteit

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je:
de bioscoop
A
on voit
B
la plage
C
la boulangerie
D
le cinéma

Slide 15 - Quiz

Hoe vertaal je:
la boulangerie
A
het kledingstuk
B
de bakkerij
C
volgens mij
D
de activiteit

Slide 16 - Quiz

Hoe vertaal je:
dromen
A
rêver
B
la plage
C
le vêtement
D
le cinéma

Slide 17 - Quiz

Hoe vertaal je:
la rue
A
handig
B
de bakkerij
C
de bushalte
D
de straat

Slide 18 - Quiz

Hoe vertaal je:
de reis
A
rêver
B
tu veux
C
le voyage
D
le cinéma

Slide 19 - Quiz

Hoe vertaal je:
bon voyage
A
handig
B
de reis
C
goede reis
D
de straat

Slide 20 - Quiz

Hoe vertaal je:
de bushalte
A
pratique
B
tu veux
C
le voyage
D
l'arrêt de bus

Slide 21 - Quiz

Hoe vertaal je:
Sorry! Kunt u mij helpen?
A
Je cherche la gare.
B
Oui, bien sûr.
C
Excusez-moi! Vous pouvez m'aider?
D
l'arrêt de bus

Slide 22 - Quiz

Hoe vertaal je:
Vous pouvez répéter?
A
Ik zoek het station.
B
Kunt u het herhalen?
C
goede reis
D
Is het ver?

Slide 23 - Quiz

Hoe vertaal je:
Ja, natuurlijk.
A
Je cherche la gare.
B
Oui, bien sûr.
C
Excusez-moi! Vous pouvez m'aider?
D
l'arrêt de bus

Slide 24 - Quiz

Hoe vertaal je:
Je cherche la gare.
A
Ik zoek het station.
B
Kunt u het herhalen?
C
Het is rechtdoor en daarna linksaf.
D
Is het ver?

Slide 25 - Quiz