Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Aanpassingen bij dieren en planten
Thema ecologie
Slide 1 - Diapositive
Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
Wat maakt een plant bij fotosynthese?
Slide 2 - Question de remorquage
Welke organismen vormen altijd de eerste schakel van een voedselketen?
A
planteneters
B
vleeseters
C
organismen met bladgroen
D
alleseters
Slide 3 - Quiz
Consument
Producent
Reducent
Slide 4 - Question de remorquage
Kwekers van tomaten hebben soms last van bladluizen op hun gewassen. Om deze dieren te bestrijden, zetten ze lieveheersbeestjes uit. Lieveheersbeestjes leggen hun eitjes in bladluizenkolonies. Als de larven uit de eieren komen, eten ze de bladluizen op.
In welke schakel van de voedselketen komt de bladluis voor?
A
consumenten van de 1e orde
B
consumenten van de 2e orde
C
producenten
D
reducenten
Slide 5 - Quiz
In de afbeelding is een piramide van biomassa getekend.
Heeft een piramide van biomassa altijd de vorm van een piramide?
A
JA
B
NEE
Slide 6 - Quiz
Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat
Slide 7 - Quiz
Invloeden uit de levenloze natuur noem je ... factoren.
Slide 8 - Question ouverte
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 9 - Question de remorquage
leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Slide 10 - Diapositive
schooltv.nl
Slide 11 - Lien
Slide 12 - Diapositive
Niet gestroomlijnd
Wel gestroomlijnd
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Aanpassingen waterdier Gestroomlijnd
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd.
Het lichaam vormt één geheel.
Daardoor kunnen zij sneller door het water.
Slide 15 - Diapositive
Welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
landdieren
B
waterdieren
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Diapositive
Zoolganger
Teenganger
Topganger
Slide 18 - Diapositive
Een teenganger loopt op de tenen.
Voordeel: een teenganger kan snel lopen.
Nadeel: in zachte ondergronden zakken ze weg
Slide 19 - Diapositive
Zoolgangers
De beer is een zoolganger
Ze lopen op de hele voet
Voordeel; Niet snel wegzakken
Nadeel: Zijn minder snel
Slide 20 - Diapositive
Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.
De teen is bedekt met een hoef.
Voordeel: Een hoefganger kan nog sneller lopen.
Nadeel:
Slide 21 - Diapositive
Zoolganger
Hoefganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.
Slide 22 - Question de remorquage
Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers
Slide 23 - Quiz
Aanpassen dieren aan temperatuur
gematigde omgeving
Koude omgeving: Warme omgeving: kleine oren en poten grote oren en poten
Slide 24 - Diapositive
Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte
Slide 25 - Quiz
Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen
Slide 26 - Quiz
Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraakt noten en harde zaden
B
prikt bodemdiertjes uit de grond
C
verscheurt een prooi
D
zeeft kleine plantjes uit het water
Slide 33 - Quiz
Een struisvogel valt onder de groep
A
Loopvogels
B
Steltlopers
C
Roofvogels
D
Zangvogels
Slide 34 - Quiz
kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel
Slide 35 - Question de remorquage
Aanpassingen planten
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?
A
cactussen
B
landplanten met grote, dunne bladeren
C
landplanten met kleine, dikke bladeren
D
waterplanten
Slide 43 - Quiz
Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?
A
Zodat de plant minder vocht verdampt
B
Tegen koude nachten in de woestijn
Slide 44 - Quiz
Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen? (twee antwoorden zijn goed)
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel
Slide 45 - Quiz
Een plant in een droog gebied heeft vaak
A
Een groot wortelstelsel
B
Een klein wortelstelsel
Slide 46 - Quiz
Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
Omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is