6.5 Aanpassingen bij dieren

Aanpassingen bij dieren en planten
Thema ecologie
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aanpassingen bij dieren en planten
Thema ecologie

Slide 1 - Diapositive

Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
Wat maakt een plant bij fotosynthese?

Slide 2 - Question de remorquage

Welke organismen vormen altijd de eerste schakel van een voedselketen?
A
planteneters
B
vleeseters
C
organismen met bladgroen
D
alleseters

Slide 3 - Quiz

Consument
Producent
Reducent

Slide 4 - Question de remorquage

Kwekers van tomaten hebben soms last van bladluizen op hun gewassen. Om deze dieren te bestrijden, zetten ze lieveheersbeestjes uit. Lieveheersbeestjes leggen hun eitjes in bladluizenkolonies. Als de larven uit de eieren komen, eten ze de bladluizen op.

In welke schakel van de voedselketen komt de bladluis voor?
A
consumenten van de 1e orde
B
consumenten van de 2e orde
C
producenten
D
reducenten

Slide 5 - Quiz

In de afbeelding is een piramide van biomassa getekend.

Heeft een piramide van biomassa altijd de vorm van een piramide?
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quiz

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 7 - Quiz

Invloeden uit de levenloze natuur noem je ... factoren.

Slide 8 - Question ouverte

Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem

Slide 9 - Question de remorquage

leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Slide 12 - Diapositive

Niet gestroomlijnd
Wel gestroomlijnd

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Aanpassingen waterdier Gestroomlijnd

Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd.

Het lichaam vormt één geheel.
Daardoor kunnen zij sneller door het water.

Slide 15 - Diapositive

Welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
landdieren
B
waterdieren

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Zoolganger
Teenganger
Topganger

Slide 18 - Diapositive

Een teenganger loopt op de tenen.

Voordeel: een teenganger kan  snel lopen.
Nadeel: in zachte ondergronden zakken ze weg

Slide 19 - Diapositive

Zoolgangers
  • De beer is een zoolganger
  • Ze lopen op de hele voet
  • Voordeel; Niet snel wegzakken
  • Nadeel: Zijn minder snel

Slide 20 - Diapositive

Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.
De teen is bedekt met een hoef.
Voordeel: Een hoefganger kan nog sneller lopen.
Nadeel: 


Slide 21 - Diapositive

Zoolganger
Hoefganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.

Slide 22 - Question de remorquage

Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 23 - Quiz

Aanpassen dieren aan temperatuur

          
                                       
                                         gematigde omgeving
Koude omgeving:                                                 Warme omgeving: kleine oren en poten                                             grote oren en poten

Slide 24 - Diapositive

Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 25 - Quiz

Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen

Slide 26 - Quiz

Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraakt noten en harde zaden
B
prikt bodemdiertjes uit de grond
C
verscheurt een prooi
D
zeeft kleine plantjes uit het water

Slide 33 - Quiz

Een struisvogel valt onder de groep
A
Loopvogels
B
Steltlopers
C
Roofvogels
D
Zangvogels

Slide 34 - Quiz

kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel

Slide 35 - Question de remorquage

Aanpassingen planten

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?
A
cactussen
B
landplanten met grote, dunne bladeren
C
landplanten met kleine, dikke bladeren
D
waterplanten

Slide 43 - Quiz

Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?
A
Zodat de plant minder vocht verdampt
B
Tegen koude nachten in de woestijn

Slide 44 - Quiz

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
(twee antwoorden zijn goed)
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 45 - Quiz

Een plant in een droog gebied heeft vaak
A
Een groot wortelstelsel
B
Een klein wortelstelsel

Slide 46 - Quiz

Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
Omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is
C
Iedere plant bloeit in het voorjaar

Slide 47 - Quiz

Heb je de leerdoelen onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Sondage

Aan de slag
Maken basisstof 5 en 6
Nakijken
extra uitleg filmpje zie elo

Slide 49 - Diapositive