Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
1.5. De bank betaalt (KGT)
Slide 1 - Diapositive
Welkom klas 2KG1
Docent
-Ga zitten
-Pak je etui, schrift, boek en laptop
-Log in alvast in via LessonUp
Slide 2 - Diapositive
Welkom klas 2K1
Docent
-Ga zitten
-Pak je etui, schrift, boek en laptop
-Log in alvast in via LessonUp
Slide 3 - Diapositive
Welkom klas 2B2
Docent
-Ga zitten
-Pak je etui, schrift, boek en laptop
-Log in alvast in via LessonUp
Slide 4 - Diapositive
Terugblik
Slide 5 - Diapositive
Gatentekst
Als je werkt voor een baas, dan ben je een 1) _______. Jouw baas wordt ook wel een 2) _______ genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het 3) _______ verdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw 4) _______ als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw 5) _______. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je 6) _______ verdient en dat je baas tevreden is. .
Vul in in de tekst!
Werkgever
Plicht
Werknemer
Loon
Recht
Minimumloon / Minimumjeugd loon
Slide 6 - Diapositive
Gatentekst
Als je werkt voor een baas, dan ben je een WERKNEMER. Jouw baas wordt ook wel een WERKGEVER genoemd. Beide hebben bepaalde rechten en plichten. Je moet minstens het MINIMUM(JEUGD)LOONverdienen. Dat is het laagste bedrag dat een baas mag betalen. Dat is jouw RECHT als werknemer De baas moet er ook voor zorgen dat je veilig kunt werken en dat je werktijden niet te lang zijn. Als werknemer moet je je aan afspraken houden, bijvoorbeeld over hoe laat je moet beginnen en hoe je je moet gedragen op je werk. Dat is jouw PLICHT. Natuurlijk moet je goed je best doen en je werk serieus nemen. Zo zorg je ervoor dat je je LOON verdient en dat je baas tevreden is. .
Slide 7 - Diapositive
1.5. De bank betaalt (KGT)
Slide 8 - Diapositive
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
verschillende redenen noemen om te sparen.
uitleggen wat rente is.
uitleggen hoe banken geld verdienen.
rente berekenen.
Wat gaan we leren?
Slide 9 - Diapositive
Mensen sparen voor om verschillende redenen. Dat noemen we spaarmotieven.
Er zijn drie soorten spaarmotieven!
Sparen voor een grote uitgave
Sparen voor een onverwachte uitgave
Sparen voor de rente
Spaarmotieven
Slide 10 - Diapositive
Sparen levert rente op. Rente is een beloning voor het sparen. Rente wordt ook wel intrest genoemd.
De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
het rentepercentage.
de hoogte van het spaarbedrag.
hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?
Slide 11 - Diapositive
Heeft sparen voor rente nog zin?
Slide 12 - Diapositive
Spaarrekening
Geen vast rentepercentage
Geen vaste looptijd
Opnemen en storten is altijd mogelijk
Spaardeposito
Vast rentepercentage
Vaste looptijd
Opnemen en storten tijdens de looptijd niet mogelijk
Spaarvormen
Flexibel! Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel! Je kan pas bij je geld na de looptijd!
Slide 13 - Diapositive
rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?
Hoe reken je dit uit?
OPDRACHT
timer
2:00
Slide 14 - Diapositive
rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1?
Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage
Uitkomst stap 1 x rentepercentage = rentebedrag
Oplossing
€ 1.000 / 100 x 4% = € 40,-
ANTWOORDEN
Slide 15 - Diapositive
VRAGEN?
Slide 16 - Diapositive
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 24 en 25 individueel!
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6, 8, 9, 10, 11 en 12 op bladzijde 26 en 27.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
timer
15:00
Slide 17 - Diapositive
Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te 1) _______. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je 2) _______ krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de 3) _______die je kiest. Sommige banken bieden een 4) _______aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel 5) _______genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule: (spaarbedrag : 100) x rentepercentage = rente.
Vul in in de tekst!
Sparen
Intrest / rente
Spaarvorm
Bonusrente
Spaarmotieven
Slide 18 - Diapositive
Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te SPAREN. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je INTREST / RENTE krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de SPAARVORM die je kiest. Sommige banken bieden een BONUSRENTE aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel SPAARMOTIEVEN genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule: (spaarbedrag : 100) x rentepercentage.
Slide 19 - Diapositive
Huiswerk voor de volgende les:
Kader: Maken opgaven 1 t/m 5, 6, 7, 9, 12 van hoofdstuk 1.5 de bank betaalt op bladzijde 24 t/m 27.
GT: Maken opgaven 1 t/m 5, 6, 7, 9, 12 en 13 van hoofdstuk 1.5 de bank betaalt op bladzijde 24 t/m 27.
Ben je klaar:
-maak de rekentrainer op blz 35 van je boek. -flitskaarten