Markt: alle vraag en aanbod bij elkaar van bv. bloemen
Slide 9 - Diapositive
Leerdoelen 4.5
Ik kan uitleggen wat consumentenorganisaties en vergelijkingssites zijn.
Ik kan uitleggen wat consumentenorganisaties en vergelijkingssites doen.
Ik kan gegevens opzoeken in vergelijkende warenonderzoeken.
Slide 10 - Diapositive
0
Slide 11 - Vidéo
Consumentenorganisatie
Slide 12 - Diapositive
Vergelijkend warenonderzoek
Best getest wil zeggen winnaar van de test
Beste koop wil zeggen beste en goed betaalbaar
Slide 13 - Diapositive
VERGELIJKEND WARENONDERZOEK
Een TEST van een aantal van dezelfde soort producten:
op prijs,
kwaliteit
en mogelijkheden.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
De consumentenbond gebruikt "beste koop". Waaraan moet de "beste koop" voldoen?
A
Goede kwaliteit voor een redelijke prijs
B
het product dat het allerbeste scoort op alle onderdelen
C
Goedkoopste uit de test die voldoende scoort op kwaliteit
D
kwalitatief wat minder, maar voor een redelijke prijs
Slide 16 - Quiz
0
Slide 17 - Vidéo
Maken: paragraaf 4.5
Slide 18 - Diapositive
Wat heb je geleerd?
Het diagram in de vorige afbeelding is een lijndiagram.
De lijn in het diagram verbindt een aantal punten. Die punten zijn de gegevens die je kunt aflezen. Een lijndiagram heeft net als alle andere diagrammen een titel en vaak ook een legenda. Die geeft aan waar het lijndiagram over gaat.
Slide 19 - Diapositive
HERHALING
Quiz 4.1 t/m 4.4
BOEK IN JE TAS EN PAK JE TELEFOON
Slide 20 - Diapositive
Wat is geen dienst?
A
Rijles
B
Tandarts
C
Auto
D
Autoverzekering
Slide 21 - Quiz
Bernard gaat een dagje uit, hij betaalt €25 voor de treinreis en €30 aan entree. Ook koopt hij nog eten en drinken voor €12,50. Hoeveel betaalt Bernard aan diensten?
A
€55
B
€0,00
C
€37,50
D
€67,50
Slide 22 - Quiz
Jana koopt een nieuwe gitaar. Ze heeft een koopovereenkomst gesloten. Welke uitspraak is waar?
A
Als de gitaar kapot gaat, kan Jana meteen haar geld terug eisen
B
Jana heeft de plicht om te betalen
C
De algemene voorwaarden staan op een plastic tas
D
De verkoper heeft de plicht haar meteen een vervangend exemplaar te geven als deze gitaar kapot gaat
Slide 23 - Quiz
Waarom vinden fabrikanten het belangrijk dat consumenten hun merk kennen?
A
Bekende merken verkopen meer
B
Ze vinden het leuk om op tv te zijn
C
Hoe bekender je bent hoe minder belasting je moet betalen
Slide 24 - Quiz
Welk product is ongevoelig voor mode
A
Een scooter
B
Een CD
C
Een tandenborstel
D
Een t-shirt
Slide 25 - Quiz
Jelle weet precies welke pet hij mooi vindt. Maar als hij een pet koopt wil hij niet worden uitgelachen door zijn vrienden. Zijn aankoop wordt beïnvloed door:
A
De kwaliteit
B
Zijn omgeving
C
Zijn financiële mogelijkheden
Slide 26 - Quiz
Michael betaalt voor een cd, buskaart, water en kapper. Welke twee producten zijn diensten?
A
CD en water
B
CD en kapper
C
Buskaart en kapper
D
Kapper en water
Slide 27 - Quiz
Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten. Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders
Slide 28 - Quiz
Toen Janet op vakantie ging naar Spanje was er een verbouwing bezig terwijl er een rustig hotel was afgesproken. Heeft dit bedrijf voor een deugdelijk product gezorgd?
A
Ja
B
Nee
C
Dat valt niet te zeggen
Slide 29 - Quiz
Janet (van de vorige vraag) gaat naar de geschillencommissie en de commissie beslist dat ze 15% van het bedrag terug krijgt. Janet vindt dit te weinig, kan ze nog meer geld terug eisen?
A
Ja, 15% is een te laag percentage
B
Nee, 15% is altijd het maximale percentage wat je terug kunt krijgen
C
Ja, want je hoeft je niet te houden aan de uitspraak van de commissie
D
Nee, want je moet je houden aan de uitspraak van de commissie
Slide 30 - Quiz
Hoe heet het onderzoek naar de prijs en kwaliteit van producten dat wordt uitgevoerd door consumentenorganisaties?
A
Vergelijkend warenonderzoek
B
Activerend warenonderzoek
C
Vleeswarenonderzoek
D
Consumentenwarenonderzoek
Slide 31 - Quiz
Wat is het bezwaar als je een verkoper om advies vraagt?
A
Hij weet er vaak niks vanaf
B
Hij is vaak onpartijdig
C
Hij heeft vaak geen zin om goed advies te geven
D
Hij geeft vaak partijdig advies
Slide 32 - Quiz
Er zijn 2500 rijscholen. Ze hebben een totale verkoopopbrengst van €700 miljoen. Bereken de gemiddelde verkoopopbrengst per rijschool
A
€28.000
B
€1.750.000
C
€175.000
D
€280.000
Slide 33 - Quiz
Een bedrijf heeft een omzet van €350.000. Daarvan blijft 12% nettowinst over, hoeveel is de nettowinst
A
€30.000
B
€4.200
C
€42.000
D
€3.000
Slide 34 - Quiz
Waarvoor mag er wel reclame worden gemaakt?
A
Alcohol
B
Tabak
C
Drugs
Slide 35 - Quiz
Een groep consumenten waar een bedrijf de reclame op richt heet:
A
De consumentengroep
B
De consumentenorganisatie
C
De doelgroep
D
De geschillencommissie
Slide 36 - Quiz
De consumentenbond gebruikt "beste koop". Waaraan moet de "beste koop" voldoen?
A
Goede kwaliteit voor een redelijke prijs
B
het product dat het allerbeste scoort op alle onderdelen
C
Goedkoopste uit de test die voldoende scoort op kwaliteit
D
kwalitatief wat minder, maar voor een redelijke prijs