T.C. A1 herhaling hfst 1&2

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalISK

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

T.C. A1 herhaling hfst 1&2
  1. LessonUp herhaling
  2. werkbladen maken
  3. Taal Compleet hoofdstuk 2 afmaken 

Slide 2 - Diapositive

Welke zin is goed?
A
Mijn zoon in Den Haag woont.
B
Mijn zoon woont in Den Haag.
C
In Den Haag mijn zoon woont.
D
Mijn zoon woont in den haag.

Slide 3 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Mijn dochter woont in Rotterdam.
B
Mijn dochter in Rotterdam woont.
C
In Rotterdam mijn dochter woont.
D
mijn dochter woont in Rotterdam.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Al 56 jaar ik woon in dit huis.
B
In dit huis ik woon al 56 jaar.
C
Ik woon al 56 jaar in dit huis.
D
Ik woon al 56 jaar in dit huis

Slide 5 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik woon acht jaar in Nederland.
B
Ik woon in Nederland acht jaar.
C
In Nederland ik woon acht jaar.
D
Acht jaar woon ik in Nederland.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik koop een broek in Utrecht morgen.
B
Ik koop in Utrecht een broek morgen.
C
Ik koop morgen een broek in Utrecht.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik leer Nederlands op school.
B
Nederlands ik leer op school.
C
Op school ik leer Nederlands.
D
Op school leer ik Nederlands.

Slide 8 - Quiz

Welke is goed geschreven?
A
de neef
B
het neef
C
de nef
D
het nef

Slide 9 - Quiz

Welke is goed?
A
de sgoonzus
B
het schoonzus
C
het sgoonzus
D
de schoonzus

Slide 10 - Quiz

Welke is goed?
A
de woord
B
de woort
C
het woord
D
de woord

Slide 11 - Quiz

De man van mijn zus is mijn zwager.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 12 - Quiz

Ik ben, jij bent, hij ....

Slide 13 - Question ouverte

Hij is, zij is, wij ...

Slide 14 - Question ouverte

Het kleinkint is zes jaar.
A
Goed geschreven
B
fout geschreven

Slide 15 - Quiz

ik schrijf een zin
A
goed geschreven
B
fout geschreven

Slide 16 - Quiz

Ik _________ 24 jaar.
A
ben
B
bent
C
is
D
heb

Slide 17 - Quiz

Mijn oma _________ thuis.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 18 - Quiz

Zij ________ broer en zus.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 19 - Quiz

_________ u mijn nieuwe docent?
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 20 - Quiz

Saida en Maud _________ in de klas.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 21 - Quiz

Mateo _________ niet getrouwd.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 22 - Quiz

Ik _________ 5 kinderen.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 23 - Quiz

U _________ 8 kleinkinderen.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 24 - Quiz

__________ jullie kinderen?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 25 - Quiz

Samira __________ haar mobiel gepakt.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 26 - Quiz

Ik _________ Nederlandse les.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 27 - Quiz

________ is de meneer?
De meneer is op de wc. 
_________ zie je?
Ik zie de toets.
_________ ben jij?
Ik ben Murat.
Wat
Waar
Wie

Slide 28 - Question de remorquage

Wat
Waar
Wie
_________ kom je vandaan?
Ik kom uit Australië.
_________ eet jij?
Ik eet rijst met kip.
__________ is jouw zus?
Fatima is mijn zus.

Slide 29 - Question de remorquage

Waarom
Wanneer
Wie
_________ komt de trein?
Die komt over 10 minuten.
_________ kijk jij zo boos?
Ik kan mijn fiets niet vinden.
__________ staat daar bij de bus?
Dat is Fatima, mijn zus.

Slide 30 - Question de remorquage

Klaar met LessonUp!

Slide 31 - Diapositive

Maak de werkbladen
  • Maak ze samen!
  • Je mag mevrouw vragen.
  • Je mag geen muziek luisteren (anders kun je elkaar niet goed horen).
  • Ben je klaar? Dan ga je Taal Compleet afmaken. 
timer
1:00

Slide 32 - Diapositive