Bedrijfseconomie - Afschrijvingsmethoden
1 / 48
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Lien
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Wat geldt voor een duurzaam productiemiddel ?
A
Het DPM is milieuvriendelijk gemaakt
B
Het DPM wordt bij 1 productieproces gebruikt
C
DPM wordt bij meerdere productieprocessen gebruikt
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er na verloop van tijd met de waarde van een duurzaam productiemiddel?
A
De waarde van het DPM blijft gelijk
B
Het DPM wordt minder waard
C
Het DPM wordt meer waard
Slide 9 - Quiz
Wat is waar?
A
Afschrijvingen zijn jaarlijkse kosten van waardevermindering
B
Afschrijvingen zijn jaarlijkse opbrengsten van waardevermindering
C
Waardevermindering zorgt voor winst op het DPM
D
Door waardevermindering is het DPM versleten
Slide 10 - Quiz
Afschrijven op een DPM doe je
A
1 keer
B
5 jaar
C
Zolang het DPM wordt gebruikt
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
De ............................ is het bedrag waarvoor je het duurzame productiemiddel hebt gekocht.
Een ander woord voor de kosten van waardevermindering is .................................
De ............................. bereken je zo: de aanschafwaarde min de totale afschrijvingen op dat moment
Wat het duurzame productiemiddel nog opbrengt als je stopt het te gebruiken noemen we de ................................
De ...................................... zegt iets over hoe lang het duurzame productiemiddel meegaat.
Daar hebben we twee soorten van:
De periode tot het duurzame productiemiddel volledig versleten is noemen we ook wel de ...........................................
De periode tot op het moment dat het goedkoper is om een nieuw duurzaam productiemiddel te kopen in plaats van het bestaande te blijven gebruiken. We schrijven over het algemeen af tot deze ............................................ voorbij is.
aanschafwaarde
Afschrijving
Boekwaarde
Restwaarde
Levensduur
Technische levensduur
Economische levensduur
Slide 14 - Question de remorquage
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Een ondernemer heeft een bestelauto gekocht voor € 30.000.
Na vijf jaar is de bestelauto bij verkoop nog € 5000 waard.
Wat zijn de jaarlijkse lineaire afschrijvingskosten?
Na vijf jaar is de bestelauto bij verkoop nog € 5000 waard.
Wat zijn de jaarlijkse lineaire afschrijvingskosten?
Slide 31 - Question ouverte
Een ondernemer koopt een bestelwagen voor € 20.000.
Hij schrijft jaarlijks af met 10% van de boekwaarde.
Wat is de boekwaarde na 2 jaar?
Hij schrijft jaarlijks af met 10% van de boekwaarde.
Wat is de boekwaarde na 2 jaar?
Slide 32 - Question ouverte
Een ondernemer koopt een bestelwagen voor € 20.000.
Hij schrijft jaarlijks af met 10% van de boekwaarde.
Wat is de boekwaarde na 2 jaar?
Gebruik de formule: A x ( 1 - a )^n
Hij schrijft jaarlijks af met 10% van de boekwaarde.
Wat is de boekwaarde na 2 jaar?
Gebruik de formule: A x ( 1 - a )^n
Slide 33 - Question ouverte
Maak opgave 5.20 op blz. 216
Wat is de jaarlijkse afschrijving?
Wat is de boekwaarde aan het begin van jaar 4?
Wat is de jaarlijkse afschrijving?
Wat is de boekwaarde aan het begin van jaar 4?
Slide 34 - Question ouverte
Maak opgave 5.22 op blz. 217
Wat is de afschrijving in jaar 3?
Wat is de boekwaarde aan het begin van jaar 6?
Gebruik hiervoor de formuleL: A x ( 1 - a )^n en laat je berekening zien.
Wat is de afschrijving in jaar 3?
Wat is de boekwaarde aan het begin van jaar 6?
Gebruik hiervoor de formuleL: A x ( 1 - a )^n en laat je berekening zien.
Slide 35 - Question ouverte
Maak opgave 5.23.
Wat is de boekwaarde begin jaar 5?
Gebruik hiervoor de formule: A x ( 1 - a )^n
Laat je berekening zien.
Wat is de boekwaarde begin jaar 5?
Gebruik hiervoor de formule: A x ( 1 - a )^n
Laat je berekening zien.
Slide 36 - Question ouverte
Slide 37 - Diapositive
Er wordt een DPM gekocht voor €192.000.
Na 3 jaar afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde is het DPM nog € 81.000 waard.
Wat is de boekwaarde aan het einde van jaar 2 ?
Na 3 jaar afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde is het DPM nog € 81.000 waard.
Wat is de boekwaarde aan het einde van jaar 2 ?
Slide 38 - Question ouverte
Slide 39 - Diapositive
Welke 2 afschrijvingsmethodes ken je?
A
Afschrijven met een vast percentage van de restwaarde
B
Lineair afschrijven
C
Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde
D
Exponentieel afschrijven
Slide 40 - Quiz
Wat is de betekenis van de afkorting BW
A
Beurswaarde
B
Boekwaarde
C
Brutowaarde
D
Brutowinst
Slide 41 - Quiz
Wat is de juiste formule voor het berekenen van de jaarlijkse lineaire afschrijving?
A
(A-R) : n
B
(R-A) : n
C
(A-n) : R
D
(R-n) : A
Slide 42 - Quiz
Bij afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde is het bedrag dat wordt afgeschreven elk jaar hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 43 - Quiz
In de formule: A x ( 1 - a )^n
is de kleine letter a:
is de kleine letter a:
A
Het afschrijvingspercentage
B
De aanschafwaarde
C
Het afschrijvingspercentage : 100
D
De restwaarde : 100
Slide 44 - Quiz
Wat betekent het onderdeel (1-a) in de formule: A x ( 1 - a )^n
A
De negatieve groeifactor
B
De groeifactor
C
De afschrijving
D
De boekwaarde
Slide 45 - Quiz
Slide 46 - Diapositive
Mijn deelname aan deze les heeft mij geholpen
om verschillende methodes van afschrijven zelfstandig te leren toepassen. Ik vertrouw erop dat ik in staat ben dit onderwerp zelfstandig af te ronden.
om verschillende methodes van afschrijven zelfstandig te leren toepassen. Ik vertrouw erop dat ik in staat ben dit onderwerp zelfstandig af te ronden.
